lijk armbestuur. Naar de mening van het gemeentebestuur was
het in dat jaar „zeer voldoende ingericht en voorzag het in een
wezenlijke behoefte".18
Van het G.B.Z. is maar weinig gebruik gemaakt, zelfs in 1858,
toen er wel 100 gevallen van pokken in de stad waren.19 Slechts
vijf maal zijn er meer dan twee patiënten in een jaar verpleegd
geweest. In 1860 waren er vijf patiënten. In 1865, toen er in de
stad wederom wel 100 pokken-patienten bekend waren, in wer
kelijkheid waren er natuurlijk veel meer, werden er 34 in het
G.B.Z. verpleegd. In 1866 heerste er, behalve pokken, ook
cholera, waaraan 220 mensen stierven. In het G.B.Z. werden 14
pokken-patienten en 31 lijders aan cholera opgenomen. In 1871
waren er 28 patiënten, waarvan 23 aan pokken leden en in 1872
waren het er ook 28, allen pokkenlijders.20
In 1861 had men het G.B.Z. al bijna weer opgeheven. De minis
ter van oorlog overwoog het garnizoen uit te breiden en vroeg
aan het gemeentebestuur of het ruimte voor de kazernering be
schikbaar kon stellen. Burgemeester en wethouders zagen eco
nomisch voordeel in deze uitbreiding en gingen gaarne op het
verzoek in. Het G.B.Z. kon wel ontruimd en voor kazerne inge
richt worden. Mocht er een besmettelijke ziekte uitbreken, dan
konden de patiënten wel ondergebracht worden in de paarde-
stal van het Leidse veer aan het Zijlhek. Deze stal stond toch
leeg. De trekschuitdienst op Leiden was in 1860 opgeheven. Het
was wel gemeente-politiek op zijn smalst! Geen wonder, dat de
medici protesteerden. „Die stal heeft men tijdens de cholera-
epidemie in 1849 ook voor cholera-patienten bestemd, doch dat
gebouw bleek toen al gauw zo ongeschikt te zijn, dat men ten
spoedigste op dat besluit moest terugkomen en de lijders naar
elders verwijzen", betoogden zij. De raad, niet veel beter dan
b. en w., ging met de opoffering van het G.B.Z. accoord met 16
tegen 1 stem. Hij wilde echter eerst het antwoord van de minis
ter afwachten, voor hij tot de bestemming van de stal tot gast
huis besloot. De hele zaak is niet door gegaan, omdat de minis
ter het G.B.Z. te klein vond en omdat noch hij, noch het ge
meentebestuur de kosten van een eventuele verbouwing wilde
dragen.21
157