Daarmee was het zijn tijd vooruit. B. en w. en de raad gingen
met het voorstel van het armbestuur accoord; dit had trouwens
tijdens de cholera-epidemie Wessels reeds een extraatje van F. 8,-
per week gedurende 17 weken bezorgd.29 Wessels was dus voort
aan ziekenvader. Zijn toewijding en die van zijn vrouw bleken
ook in 1872 tijdens de pokken-epidemie. Zij hielden soms ook
's nachts verblijf op de ziekenzaal om de patiënten te verplegen.
Door deze diensten, aldus b. en w. aan de raad, waardoor be
langrijke bedragen voor oppassing en waakloon uitgewonnen
zijn, hebben zij een extra beloning verdiend. Het echtpaar kreeg
een gratificatie van F. 100,-.30
Voor het eerst in 1865, toen 34 pokkenpatienten opgenomen
werden, konden Wessels en zijn vrouw het niet meer alleen af.
Er moest hulp komen. Opgeleide verplegers en verpleegsters wa
ren er in die tijd nog niet. Het viel moeilijk in 1865 en 1866 bij
het heersen van pokken en cholera personeel aan te werven. Het
was ook niet zo aantrekkelijk deze patiënten te verplegen. Maar
het gelukte drie mannen en drie vrouwen als oppasser in dienst
te nemen. Het loon was zeer wisselend. Dat zal wel van hun
werktijd afgehangen hebben. Anders is het onbegrijpelijk waar
om de een F. 0,10 en de ander F. 1,50 per dag ontving. In het
algemeen kregen zij F. 1,- per dag. Niet duidelijk is, of dit al
leen voor een dagdienst, dan wel voor een dag- en nachtdienst
was. Het waakloon was per nacht F. 0,60. In 1872, tijdens de
pokken-epidemie, is hun loon gestegen. Ik vond wel eens een
waakloon van F. 2- per nacht. Voor hun voeding betaalde het
G.B.Z. F. 0,50 per dag aan het Stads armen- en ziekenhuis, dat
voor de leverantie zorgde. Over de kwaliteit van hun werk geven
de volgende zinnen uitsluitsel:31 „De meerdere uitgaaf over 1866
is een gevolg der meer kostbare verpleging, die voor de behan
deling van cholera-lijders noodzakelijk is, inzonderheid wegens
hun vervoer naar het ziekenhuis en de kosten voor oppassing
aldaar, waarvoor vrij hoge lonen betaald moeten worden. In
weerwil hiervan kon het personeel mannelijke en vrouwelijke
oppassers, dat met de grootste moeite verkregen werd, nog maar
enigszins bruikbaar worden genoemd."
Het was hier dus al niet anders dan elders.32
160