Tot de voorzieningen, die uitgaan boven het begrip „finishing touch" dienen te worden vermeld de ingrijpende verandering van de „couleur museale" en de oplossing van het vitrine-probleem. In harmonie met de reeds gewraakte „ambts-kledij" van de sup poosten anno 1900 en met de overwegend zwarte schilderijen- lijsten, was ook de dominerende kleur van het museum-interieur: een dor chocolade-bruin en veel fluweel schijnen het ideaal te zijn geweest, toen in 1913 naar een sfeervolle dominante werd gezocht. Een keuze, die overigens geheel strookte met de smaak van de époque, evenzeer als de lichtere kleuren, die de dominan te vormen van het gereorganiseerde interieur van nu. Het vitrine-probleem had te maken met het behoud van de inti miteit, of - zo men wil - met de „huiselijkheid" van het museum interieur. Dit duldde immers geen efficiënte „show-kasten", die zich als Fremdkörper zouden gedragen. Daarom werd er naar ge streefd de noodzakelijke expositie-gelegenheid voor de kunst nijverheid enz. zoveel mogelijk in te bouwen binnen de harmonie van de omgeving. Op basis van dit principe werden - 32 grotere en kleinere vitrines ontworpen in de diverse museumruimten. Wanneer de neutrale omgeving zulks toeliet - zoals van het pren ten- en zilverkabinet - werden moderne vitrines aangemaakt. Intensievere exploitatie van het museum was in de eerste plaats afhankelijk van de elektrische verlichting. Tot 1946 waren slechts lichtpunten aanwezig in de directeurskamer alsmede in de ka mers van de wetenschappelijke assistente en de bewakers. De nachtwaker deed elk uur zijn ronde met de „klok" en een door accu's gevoed licht. Impliciet was de openstelling van het mu seum afgestemd op het natuurlijke licht, dat de seizoenen te bie den hadden: tussen oktober en maart, alsmede op zondagen moest het museum uit lichtgebrek om 3 uur sluiten. Aldus kon den de verzamelingen zich nog de winterslaap permitteren. Zeer ten gerieve van het toenemend aantal bezoekers (stijgend van 19.000 in 1939 tot ruim 100.000 in 1971), werden zij daaruit ge wekt toen na verloop van jaren alle museumzalen en depot-ruim ten van elektrisch licht waren voorzien. Vanaf die tijd kon het museum dagelijks tot 5 uur geopend zijn, terwijl ook avond openstelling kon worden overwogen. 170

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 172