De reformatie liet zich aanvankelijk ook zo ernstig niet aanzien. Ik vroeg hem, of hij mij aanried het te verbieden. Neen, zei hij, dat deden wij ook. Dat was fout. Van het verbodene gaat altijd een grote bekoring uit. U moet het aanmoedigen. U moet zelf mee biljarten. Ik vond dit een uitstekende raad. Ik ben dol op biljarten. Vervolgens vroeg kardinaal Ottaviani mij, of hij buitenlid kon worden. Ik zei hem, dat dit zo maar niet ging. Hij was wel kar dinaal, maar was hij ook kunstminnend? Hij werd rood en keek een ogenblik naar zijn pantoffels. Toen zei hij dat hij blokfluit speelde. Ik meende hierop namens u te moeten verklaren, dat dit onvoldoende was. Hierna voerde hij aan, dat hij ook versjes schreef. Ik verzocht hem er mij een voor te lezen. Het luidde aldus: Hier ben ik wel een dure klant en zing het hoogste lied maar in t kunstminnend Teisterbant telt dit klaarblijk'lijk niet. Ik wachtte nog even of dit alles was. Toen verzocht ik hem wat diepers voor te lezen. Hierop bracht Zijne Eminentie het volgen de naar voren: Op het Sint Pietersplein Kun je al heel wat zijn maar op de grote Markt te Haarlem is dat van nul en gener waarde. De gedachte, op zich, was juist. Maar het vers, qua vers, was zwak. Bovendien was de strekking van beide gedichten hetzelfde. Er zat geen variatie in. Ik vroeg hem, het nog eens te proberen en mocht het volgende beluisteren: Ik ben een kardinaal En ga voor niemand aan de haal. 195

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 197