Het sfeervolle licht van de uit oude wielnaven bestaande lampen zorgt er echter wel voor dat de aandacht geheel op de smaak van het kostelijke zuidelijke vocht geconcentreerd kan blijven. De moerbalken droegen oorspronkelijk niet slechts in de muren, maar ook op muurstijlen en korbeels. In het voorgedeelte waren deze niet meer aanwezig; slechts de sleutelstukken werden nog aan getroffen. In de zuidelijke bouwmuur bleken de sleuven van de muurstijlen met metselwerk gevuld te zijn. Tegen de muur aan de Zuiderstraat waren de stijlen vervangen door gemetselde penan ten. Deze zijn bij de restauratie afgehakt en nieuwe muurstijlen werden er voor in de plaats gesteld, evenals tegen genoemde zui delijke bouwmuur. Met het opnieuw aanbrengen van de stijlen en korbeels is de ongeveer 500 jaar oude houtconstructie weer com pleet gemaakt. In het achtergedeelte was dit niet nodig, want daar waren deze onderdelen alle nog aanwezig. De bouwmuur tussen het voor- en achtergedeelte is met drie ope ningen doorbroken, teneinde de twee ruimten zoveel mogelijk tot een geheel te maken. Aan de zijde van het voorgedeelte zijn in deze muur sporen aangetroffen van een schouw. Dit stemt overeen met de kaart van Thomas Thomaszoon, die een aanduiding geeft van een uit het dak komende schoorsteen. Uit deze kaart blijkt tevens, dat beide gedeelten in die tijd een bouwkundige eenheid waren en dat de aansluitende bebouwing in de Zuiderstraat lager was. Op merkelijk is voorts, dat er een relatie moet hebben bestaan met het belendende erf en pand aan de zuidzijde, getuige de dichtge metselde openingen welke bij het afbikken van de zuidelijke muur zichtbaar werden. Ook het archiefonderzoek toont dit aan. In 1737 blijkt het hoekpand nog toe te behoren aan de R.K. Statie van de Hoek, met inbegrip van twee belendingen aan de Oude Gracht, het achtergedeelte van ons monument en een daaraan be lendend huis in de Zuiderstraat. In dat jaar wordt genoemd achter gedeelte verkocht aan de Lutherse Gemeente en vervolgens wor den in 1738 zowel het hoekpand als de twee belendingen aan de zuidzijde afzonderlijk verkocht aan 3 particulieren. Het hoekpand was blijkbaar reeds in die tijd of misschien zelfs nog eerder in ge bruik als pakhuis. Aangenomen kan worden dat de Lutherse Ge meente het achtergedeelte aan de latere eigenaar van het hoekpand 214

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 216