cedure verliep zeer moeizaam, in hoofdzaak wegens geldgebrek bij het rijk en de Lutherse gemeente zelf. Al spoedig werd duide lijk, dat de voorzieningen tot het hoogst noodzakelijke beperkt moesten blijven. De feestelijk te vieren dag van 9 februari 1965 ging inmiddels voorbij zonder dat er iets aan het gebouw gebeurd was. De kerkeraad keek met toenemende zorg naar de vele lekka ges in het plafond van de galerijen. Het ministerie volstond met de raadgeving, de restauratie in 1969 opnieuw aanhangig te maken. De regen was nu zo ver in het gebouw doorgedrongen dat een zeil moest worden aangebracht om de hoofden van de kerkgangers droog te houden. Snel voortwoekerende zwammen in de balk- koppen leverden hun bijdrage voor het aftakelingsproces. Na een nieuwe noodkreet volgde op 31 juli 1968 het bemoedigende be richt, dat het rijkssubsidie was bepaald op 50% van de op 200.000,- geraamde herstelkosten en dat de uitbetaling zou kun nen plaatsvinden in 1970 en 1971. De gemeente Haarlem deed ook een duit in het zakje en keerde 60.000,- uit. In juni 1970 kon eindelijk met het werk worden begonnen. De beide zadeldaken werden verbonden door een plat en de resterende dakschilden kregen een bebording. Vervolgens werden de balken en het pla fond boven de zijbeuken vernieuwd, alsmede de goten. Ondanks de beperkte middelen heeft men ook het interieur nog een be scheiden opknapbeurt kunnen geven. Op zondag 6 juni 1971 kon de kerk weer in gebruik worden genomen, ruim zes jaar na het 350-jarig bestaan. Telkens opnieuw blijkt restaureren een zaak te zijn van lange duur, van veel brieven schrijven en stug volhouden. Als dan eindelijk een bedrag van twee ton is uitgegeven, kan de argeloze belangstellende zich toch nog afvragen wat er eigenlijk is gebeurd, nu de misprezen gevel uit 1895 de voorgenomen aan slag op zijn bestaan heeft overleefd en er ook verder weinig valt waar te nemen dat beantwoordt aan het begrip „restauratie". Men moet zich naar de duistere ruimte tussen het plafond en het dak begeven om te kunnen zien waar het geld aan weggetimmerd is. En wat de gevel betreft: misschien wordt het sloopplan later wel als een misdadig voorstel opgevat, want ook op het gebied van de monumentenzorg blijken de inzichten aan verandering onderhevig te zijn. 222

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 224