jr. en in 1968 bij het Schoter Rechthuis door ondergetekende) was het voor het eerst dat binnen de oude stadskern en zo dicht bij het Spaarne, deze bewoning kon worden bewezen. Opmerkelijk is dat tussen de Friese occupatie en de lle/12e eeuw geen bewoning op de onderzochte plaats aanwezig was (ook bij het Schoter Rechthuis ontbraken sporen uit deze periode). Het zou derhalve van groot belang zijn indien dergelijke onder zoekingen op meerdere plaatsen van de oude stadskern zouden kunnen plaatsvinden, opdat enig inzicht ontstaat of in deze pe riode bewoning geheel heeft ontbroken of sporadisch is geweest. Onder de Friese laag bevond zich, gescheiden door een laag van ca. 80 cm stuifzand, nóg een humeuze laag. Bij een pollenanaly- tisch onderzoek daarvan, welwillend uitgevoerd door de Rijks Geologische Dienst, werd stuifmeel van granen aangetroffen, he geen er op wijst dat er al in die tijd bewoning in de omgeving moet zijn geweest. Daar geen aardewerkscherven werden aange troffen kon deze oudere laag niet worden gedateerd. Bij het ontgraven van de jongere funderingen hadden wij het ge luk op een tweetal stenen beerputten te stoten. De eerste bevatte een schat van 15e-16e eeuws aardewerk: grapen, kamerpotten, steelpannen enz., grotendeels restaureerbaar. In de tweede be vond zich jonger materiaal, hoofdzakelijk 17e/18e eeuwse fles- resten. In één van de afvalputten troffen wij nog de onderbak aan van een vroeg 14e eeuwse handkorenmolen, fijn gegreineerd, van bazaltlava (Niedermendiger lava). Op de treden van de rest van een keldertrap vonden wij een zilveren „groot" van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, geslagen tussen 1401 en 1404, waarschijnlijk afkomstig uit een van de eerste stenen bebouwin gen ter plaatse. Concluderend kan worden gezegd dat deze opgraving het nuttig effect had van een beperkt inzicht in de plaatselijke bewonings- geschiedenis. De reeds in het jaarboek van 1970 genoemde opgraving in het achterterrein van C. A. Brenninkmeyer, kon ook gedurende het jaar 1971 worden voortgezet. Een verdere afvalhoop van de reeds eerder gemelde middeleeuwse pottenbakkersoven werd ge vonden en geborgen. 232 I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 234