woorde tekeningen voor deze uitgave. Leen fietste ook. Hij bezat een echte racefiets (dezelfde fiets waarop de wielrenner Piet Steenvoorden triomfen had geoogst). Op ernstige wijze - compleet uitgerust - beoefende hij de wielren- sport. Met voldoening kon hij vertellen, dat hij eens binnen een etmaal om het IJsselmeer was gefietst. Na een dergelijke sportieve uitleving van zijn lichamelijke energie kon hij zich stil terugtrekken in zijn atelier aan de Westkolk te Spaarndam en verbeten bezig zijn met zijn avontuur op het doek. „Verrekt veel kunst is een teken van degeneratie" placht Leen te zeggen. Ook een kunstenaar moet niet de hele week binnen" zitten. Zijn grote verdienste voor de Haarlemse schilder- en tekenwereld kwam tot uiting in zijn voorzitterschap van „Kunst zij ons doel". Hij bekleedde dit van 30 september 1953 tot in 1966. Spierenburg was in zijn 32-ste levensjaar en had veel vrienden onder Haarlems jonge tekenaars en schilders. Na de stormachtige periode die KZOD in de voorgaande jaren had doorgemaakt, stelde Leen zich tot doel de rust te herstellen en KZOD weer die plaats te geven, waarop het reeds meer dan 130 jaar oude genoot schap recht had. De Haarlemse artiesten hadden waardering voor zijn werk als voorzitter èn als kunstenaar. Op de jubileumtentoon stelling ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van „Kunst zij ons doel", die van 20 november-20 december 1971 in de Vleeshal werd gehouden, hingen drie olieverfdoeken van Leen: Liggende 0970) (1967)' Catal°nisch dorp (1967) en een Liggend naakt Beknopt overzicht van een aantal exposities, waar werk van Spie renburg de aandacht trok: 1947 In de wedstrijd die het bestuur van de Maatschappij „Arti et Amicitiae te Amsterdam als beheerder van het Fonds „Willink van Collen uitschrijft, wordt Leens ingezonden „Jonge Moeder" bekroond. In oktober 1949 wordt dit werk door de gemeente Haarlem aangekocht. 1949 In het Rijksmuseum Twenthe te Enschedé exposeert een aantal KZOD-leden. Spierenburgs enig aanwezige werk 28

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 30