melden - uit Mrs. Losecaat Vermeer, van Nes van Meerkerk en
Dorhout Mees! Bakhuizen van den Brink verwierf zich niet al
leen een grote praktijk, maar tevens een vooraanstaande plaats
temidden van zijn collegae. Vele jaren was hij secretaris van de
Raad van Toezicht en op 4 juni 1943 volgde hij Mr. Vis op als
deken van de Orde van Advocaten; hij bleef dit tot 7 januari
1950.
Het scheidsgerecht voor de bloembollenhandel heeft lang van
zijn diensten geprofiteerd. Reeds in 1917 werd hij plaatsvervan
gend secretaris van dat college en zeer lang heeft hij als secretaris
de uitspraken geconcipieerd; hij deed dat voortreffelijk. Van
1949 tot 1952 was hij voorzitter van het scheidsgerecht.
In zijn woonplaats Heemstede leidde hij vóór de laatste wereld
oorlog het plaatselijk bestuur van de Liberale Staatspartij en in
1939 werd hij door de kiezers van deze partij tot raadslid ge
kozen. Hij heeft deze functie, onderbroken door de bezettingstijd,
tot 1952 vervuld en van 3 september 1946 tot 13 oktober 1952
was hij wethouder van Heemstede. De financiën van deze ge
meente waren bij hem in goede handen.
Twee persoonlijke indrukken mogen deze herinnering besluiten.
Voor een jong, aankomend advocaat is het eerste bezoek bij de
deken van de Orde van Advocaten een belevenis en Bakhuizen
van den Brink nam, ondanks zijn vele bezigheden, de tijd voor
zo'n bezoek. Groot en imposant zie ik hem nu nog zitten, soms
rokend uit zijn pijp, achter zijn bureau in het oude pand aan de
Gedempte Oude Gracht 92. Maar ook zie ik nog de lichte glim
lach om zijn mond bij het bespreken van de juiste houding van
de advocaat tegenover de rechterlijke colleges en hoor ik zijn
haarscherpe analyses van toestanden en verhoudingen in het
Haarlemse rechtsleven.
Maar oprechte bewondering verkreeg ik voor hem door zijn op
treden als deken in bezettingstijd. Op een vergadering van de
orde van advocaten midden in oorlogstijd werd het woord ge
voerd door een advocaat, die te nauwe banden had met de be
zettende overheid; wat de man zei, weet ik niet meer, maar het
klonk dreigend voor de advocaten in het algemeen en de deken
van de orde in het bijzonder. Bakhuizen van den Brink stond op
35