se bijeenkomst van alle afgezanten der gezamelijke branches,
naar Haarlem te nodigen. Het werd een doorslaand succes. De
engelse Dickensians spreken er nu nog over.
Ook zijn laatste optreden was bij de Haarlemse Fellowship, als
tafelpraeses aan het feestmaal ter viering van het derde lustrum,
op 11 December 1971, in het Huis Beeckenstein. De laatste keer
dat ik hem in zijn leven gezien heb, was hij in Dickens-tenu.
Natuurlijk heeft hij met zijn meesterlijke pen ook veel over Haar
lem en de Haarlemse Demonen geschreven. Hij kende de stad in
alle hoeken en gaten, vooral de sfeer en de mensen. Niet zozeer
de Gouden Eeuw, als wel de negentiende-eeuwse traditie was het
terrein waarop hij zich thuis voelde. „Wij, Haarlemmers, weten
alles van de laatste honderd jaar, omdat Haarlem in wezen een
dorp is. Veel huizen hebben hier nog spionnetjes aan de ramen
en wat daarin wordt waargenomen gaat niet teloor." Bij Bomans
zeker niet. Hij legde het vast in de gestalten van zijn fantasie;
maar ook de historische en bestaande figuren kregen onder zijn
pen contour. Zo schreef hij over Beets en Hildebrand (herhaalde
lijk), over Van Looy, Boot, Verwey, van Deyssel, Tjebbo Fran
ken, Mari Andriessen, Juffrouw Smit, zijn eerste onderwijzeres
aan de School van Roodnat, en pastoor Reynenberg „de Vaaier"
van de Groenmarkt. Het was niet uitsluitend een galerij van be
roemdheden. Om het heraldisch te zeggen: de dorre boom was er
net zo goed vertegenwoordigd als het zevengesternte rond het
zwaard. Het stond in de sterren geschreven dat Godfried Bomans,
die door een vergissing van het lot als Hagenaar het levenslicht
zag, toch een geboren Haarlemmer moest worden, want al dertig
jaar eerder, in 1883, had zijn grootvader Jan Michiel Bomans
het Haarlems Dagblad opgericht. Zijn Haarlemmerschap lijkt dus
een vorm van atavisme. Hij was er voor in de wieg gelegd, al
stond die wieg dan aanvankelijk in de verkeerde stad.
Over die grootvader spreekt hij terloops in een heerlijk stuk
Haarlemse kolder, dat hij schreef voor het boekje „Ons Huis in
Haarlem", een gelegenheidsuitgave van de Nationale Levensver
zekering-Bank, bij de opening van hun gerestaureerde pand aan
de Grote Markt. Het heet: „De Gebroeders van Brederode;
Proeve ener Familiegeschiedenis". De basis van het stuk is histo-
54