22 juli blijken de predikant en de gemeente buiten Haarlem, zich
noemende de gemeente Christi, aan de vroedschap een brief te
hebben geschreven. De inhoud wordt niet genoemd. Men neemt
in overweging, of men de plakkaten tegen dergelijke predikaties
opnieuw zal laten aflezen maar besluit dit niet te doen, omdat het
plakkaat geen clausule bevat die vernieuwde lezing mogelijk
maakt.
26 juli wordt een brief van de landvoogdes voorgelezen, waarin
zij waarschuwt dat de ondergang der religie dreigt, indien niet
spoedig maatregelen worden genomen. Zij geeft last zich hierop
met de voornaamsten te bezinnen. Men moet dag en nacht waken
en de predikaties met „gezag, liefde en geweld" weren. Vroed
schappen menen hierop dat het onderhoud der godsdienst een
zaak is, die de koning aangaat en waarvoor de Staten-Generaal
moeten worden bijeengeroepen. Men zal een wapenschouw hou
den om de bewapening in de stad te controleren, bedelaars uit de
stad verwijderen en inkomende vreemdelingen noteren. Men acht
het een zorgelijke zaak het verhinderen der predikaties door de
stad alleen te laten geschieden.
23 augustus is er bericht binnengekomen van de beeldenstorm in
Antwerpen, Yperen en elders. Men vreest dat deze beweging naar
Holland zal overwaaien, waardoor de stad in oproer en bederf
zou geraken. Van der Laen houdt in de Gravenzaal een toe
spraak tot de schutters, hen oproepende de burgemeesters bij te
staan en gewelddadigheden en ongeoorloofde predikaties te ver
hinderen. De meeste schutters lijken hiertoe bereid, enkele min
der. Tenslotte vermaant Van der Laen de schutters tot een
dracht.
24 augustus roept men, omdat men niet geheel gerust is op de
toezeggingen van de schutterij, enkele rotten hieruit op, aan wie
hetzelfde nog eens wordt voorgehouden. Deze wensen zich eerst
te beraden, waarna later de vinders van de schutterij verklaren,
dat men vast voornemens is, vreemden uit de stad te weren. Er
zijn wèl bezwaren om een eventuele beeldenstorm te verhinderen,
omdat enkelen vrezen dat hierdoor bloedstorting onder burgers
en familie zal ontstaan. Zij beloven echter eendrachtelijk niet
zelf de handen aan de beelden te zullen slaan.
76