eerst in 1898 gepubliceerd;14 hij is thans onvindbaar. De breedte
van de kerk werd ook wat minder, doordat de kapellen tussen de
steunberen vervielen en de steunberen zelf meer naar binnen
werden geplaatst. De al genoemde hoge westtorens ondergingen
ook - vooral in hun bekroningen - steeds wijzigingen. Ze waren
altijd vierkant, maar hadden soms hoge spitsen tussen geveltop
pen (afb. 5, 10), dan weer waren ze tamelijk vlak gedekt met in
de noordertoren een uurwerk en de zuidertoren kasteelachtig
eindigend in kantelen (afb. 9). De traptorens aan het transept
hadden in deze tijd nog altijd een gotisch uiterlijk en waren
hoger dan ze nu zijn, hoewel het opmerkelijk is dat de buitenste
traptorens Van het koor in 1898 al een Jugendstil-achtige be
kroning kregen in plaats van een gotische zoals de binnenste
hebben.
Toen in 1898 de bouw tijdelijk gestaakt werd, gingen in het hele
bisdom de acties om geld bij elkaar te krijgen, door. In 1901
werden er zogenaamde bouwsteentjes verkocht voor respectieve
lijk 0,10, 0,25, 0,50 en 2,50 (afb. 11). „Zijn de stenen van
onze parochiekerken de afbeeldingen van de gelovigen van die
gemeente, de stenen van de kathedraal zijn nog sterker
afbeeldingen van alle gelovigen van een diocees, daar zij allen
door het geloof tesamen verenigd zijn in een gemeenschap met
de Opperpriester, de Bisschop".15 Op deze steentjes staan west
torens afgebeeld met meloenvorimge bekroningen, zoals ze ook
voorkomen op de in 1905 uitgegeven bouwplaat.
In 1902 was er voldoende om verder te bouwen. Op 12 april van
dat jaar sloot mgr. Bottemanne een contract met aannemer Hul
sebosch over de bouw van transepten, schip, westtorens tot
23,50 m hoog en de koepel tot aan de nok.16 Tijdens de nu vol
gende bouwperiode stierf Bottemanne en werd opgevolgd door
Callier, die al gereed stond naast de troon en die kort na zijn
wijding op 26 oktober 1903 opdracht gaf de koepel ook te vol
tooien. De plattegrond van de kerk blijft in deze periode onge
wijzigd, de opstand verandert alleen in details. Opvallend zijn
bijvoorbeeld de moorse motieven in de triforia van de transepten
en de onderbouw van de torens en in de tamboer van de koepel.
Tijdens de bouw aarzelde Cuypers nog steeds over de vorm die
61