100
De Gasthuispoort aan het Groot Heiligland
te Haarlem
De gasthuispoort (Groot Heiligland no. 47) is ieder rechtgeaard
Haarlemmer welbekend vanwege het reliëf in de fries. Hier ziet
men, hoe een zieke in een mand, die op een berrie staat, door
twee stevige mannen naar het St. Elisabeth's Gasthuis, aangeduid
als een gebouw met zuilen en bogen, gedragen wordt. Een twee
tal jammerende vrouwen volgt. Een derde persoon is thans nau
welijks meer zichtbaar. Het lijkt een gebaarde man met een punt
muts; in de rechter hand heeft hij een staf. Zijn hoofd is boven
de schouder van de achterste vrouw te zien. Deze steen draagt
het jaartal 1612 (fig. 1). Op de architraaf staat nog een ander
jaartal: MDCCLXVII (1767), terwijl op de boog boven de deur
de woorden „Gravamen corporale medicamen spirituale" (Het
lijden van het lichaam is een geneesmiddel voor de geest) ge
lezen worden.
Minder bekend dan dit reliëf is het feit, dat deze poort geduren
de bijna drie eeuwen (1581-1873) de hoofdingang van het St.
Elisabeth's Gasthuis is geweest. Men stelle zich het gasthuis in
die tijd voor als een gebouwencomplex, aan vier zijden (Groot
Heiligland, Gasthuisvest, Kleine Houtstraat en Minnebroeder-
steeg1) door huizen ingesloten. Dit maakt begrijpelijk, waarom
er vrijwel geen tekeningen van dit oude gasthuis bekend zijn.
Blijkbaar is slechts zelden een tekenaar binnen de gasthuispoort
toegelaten.
Het St. Elisabeth's Gasthuis heeft niet altijd aan de Gasthuisvest,
of, juister, aan het Groot Heiligland gestaan. Voordien was het
gevestigd in een gebouwencomplex, dat zich aan de noordkant
van het Verwulft van de Grote Houtstraat tot de Koningstraat
uitstrekte; dit gasthuis droeg na 1437 de naam van St. Elisabeth
of Sinte Lysbetten. Het werd bij de grote stadsbrand in 1576 vol
ledig verwoest. Nadat in 1577 alle geestelijke goederen aan de
steden waren toegewezen, werd het minderbroederklooster door
de stedelijke regering aan de gasthuismeesteren regenten van
het gasthuis) afgestaan. Het minderbroederklooster was begrensd
door dezelfde straten, die wij boven als grenzen van het St. Eli-