119 verbleef5. Na nog een half jaar in Utrecht gewoond te hebben, hield Lodewijk Napoleon op 20 april 1808 een feestelijke intocht in Amsterdam, waar hij zijn intrek nam in het Paleis op de Dam. Dit gebouw dat Jacob van Campen in het midden van de zeven tiende eeuw als stadhuis ontworpen had 6, werd onder leiding van de architect B. W. H. Ziesenis in allerijl voor permanente vorstelijke bewoning geschikt gemaakt7Alle vertrekken dienden opnieuw ingericht te worden, zodat de aankoop van een omvang rijke collectie meubelen noodzakelijk bleek. Opdrachten voor het vervaardigen hiervan werden zowel bij de beste Nederlandse meubelmakers uit die tijd 8, als bij de beroemde Franse firma Jacob Desmalter geplaatst. Bij de reorganisatie van het voormalige stadhuis werd de vier schaar bestemd tot kapel9; pas kort voor Kerstmis 1808 had men de meest noodzakelijke veranderingen aangebracht10, ter wijl in deze ruimte ook nadien nog werkzaamheden zijn uitge voerd In „Het tegenwoordig Amsterdam", welk boek in 1809 verscheen, is de in deze paleiskapel heersende sfeer op een tref fende wijze beschreven 12. De sculptuur van de hand van Quellinus, die overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming van de vierschaar gebaseerd is op de rechtspraak over leven en dood, werd door middel van blau we Empire-gordijnen aan het oog onttrokken 13de vloer werd met een tapijt belegd 14. Boven een gemarmerd altaar 15, dat het oude gestoelte van de secretaris verving, kwam een schilderij van Rubens te hangen, dit altaarstuk, voorstellende Maria met de kleine Jezus en Johan nes de Doper, werd in bruikleen afgestaan door de Amsterdamse „peintre et négociant" L. B. Coelen 16. Tot het meubilair van de kapel behoorden verder enkele credens tafels 17, alsmede 36 stoelen, die van iepenhout vervaardigd waren en met zwart velours bekleed 18. Voor de verlichting zorgden vier kristallen „girandoles", die elk met zes armen waren uitgerust19. Het aanzien van de ruimte werd verlevendigd door middel van een viertal porseleinen vazen met kunstbloe men 20.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 121