122
De kapel van het Seminarie Warmond
De manier waarop Koning Willem I het Seminarie Warmond
had begunstigd en bovendien aan de kerkelijke kostbaarheden
uit de andere paleiskapellen van Lodewijk Napoleon een passen
de bestemming had gegeven86, vond in katholieke kringen grote
waardering. Zo stuurde de Vice-Superior mgr. Ciamberlani in
september 1814 een bericht naar Rome, waarin hij van de schen
king „aan ons college te Warmond" melding maakte; korte tijd
later vroeg hij in Amsterdam een audiëntie aan om „den nieuwen
souverein dezer gewesten" mede te delen „hoe welgevallig het
aan Z.H. was geweest" om van de kostbare gift in kennis gesteld
te worden37.
Uiteraard was de onverwachte aanwinst ook door het Seminarie
zelf met grote dankbaarheid aanvaard. De ruimte, waarin de
kostbaarheden een plaats kregen, was echter verre van ideaal te
noemen. Tengevolge van de slechte financiële positie beschikte
het Seminarie Warmond nog steeds niet over een kapel, maar
werd „de grootheid Gods in onze hooge en zieltreffende plegtig-
heden den jongelingen ingeboezemd" in een „zoo geringe en
lage kamer", dat de „koninklijke kostbaarheden, prachtige kerk
sieraden, priesterkleederen, goud en zilver" er „alle aanzien en
pracht" verloren 38.
Hoewel reeds in 1813 door de architect Giovanni F. Giudici een
ontwerp gemaakt was voor de bouw van een nieuw seminarie,
zou men pas in 1821 na lang beraad overgaan tot de uitbreiding
en verbetering van het oude gebouw; dank zij de geldelijke bij
dragen van talloze katholieken kon de uitvoering van dit project
gerealiseerd worden39.
Zoals blijkt uit een brief die aartspriester J. J. Cramer op 6 maart
1822 aan de gelovigen richtte, ging men er bij het ontwerpen van
de nieuwe kapel van uit dat de sobere versiering van het interieur
stylistisch moest aansluiten bij de door Koning Willem I ge
schonken voorwerpen 40.
Slechts enkele decennia later zou blijken, dat het sterk vergrote
seminarie te klein was om plaats te kunnen bieden aan het stij
gende aantal studenten en de wetenschappelijke staf, die even
eens in omvang toenam. Deze toeloop was voornamelijk een ge-