177 handwerk versierd is, draagt aan de onderzijde een knerrenrand. Datering: begin 18-de eeuw. Hoogte (zonder spits): 49 cm. Geen merken. Herkomst: Aankoop „Duinzigt" (1907). 6 KANDELAARS 64-69 Het driezijdige voetstuk is op de hoeken voorzien van gladde voluten met enkele cullots tegen de zijkanten. De tussenliggende vlakken, met een uit symmetrische ornamentiek samengestelde onderrand, hebben een geruit fond, waarop een brandend hart is aangebracht. Het geheel rust op drie poten in de vorm van een roofvogelklauw, die een bol omklemt. De hoge stam, die als drager van de vaasvormige kaarsenhouder fungeert, bestaat gedeeltelijk uit een baluster, waarvan de grote nodus een neerhangende draperieversiering draagt. Het boven stuk is daarentegen driezijdig en vertoont aan elke kant een Al ziend Oog. Hoogte (zonder spits): 99 cm. Merken: stadskeur van Utrecht kroon (1-ste gehalte) jaarletter A (7 okt. 1807—18 maart 1809) meesterteken: vis Zie de opmerking onder no. 41-42. Herkomst: Schenking Koning Willem I (1814). Lit.: Ned. Mon. beschr Leiden, p. 222. 2 KANDELAARS 70-71 Op een ronde voet, waarvan de met pareltjes afgezette onderrand rust op een drietal bollen, zijn zes schildvormige vlakken aan gebracht; drie hiervan zijn opgevuld met symmetrische ornamen tiek, terwijl de tussenliggende ruimten voorzien zijn van een kruis (Geloof), een anker (Hoop) en een brandend hart (Liefde). De voet gaat over in een hoge, deels balustervormige en deels

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 179