238 twijfel aan bestaan, dat de activiteiten van de mens hierbij een belangrijke rol speelden. Onder de kruiden komen namelijk een aantal planten voor die wijzen op een intensieve bewoning, zoals granen (landbouw), smalle weegbree (beweiding), ganzevoetach- tigen en composieten (o.a. onkruiden). Hierbij kunnen ook de hoge waarden worden genoemd van de adelaarsvaren, een plant die zich vooral ontwikkelt op open plaatsen, vaak in verband met het rooien van bos. Van belang is eveneens de aanwezigheid van stuifmeel van de duindoorn, tegenwoordig in onze omgeving een typische plant voor het Jonge Duinlandschap. In samenhang hiermee kan ook de jeneverbes worden genoemd. De jeneverbes kwam tot in historische tijd nog op een aantal plaatsen in het Oude Duinlandschap voor, maar wordt daar thans niet meer aangetroffen. Het diagram geeft aanwijzing, dat de gedemonstreerde ontbossing vooral ten koste ging van het elzenbroek, dat aan de flanken van en wellicht ook rond de depressies op de duinrug, zoals die op de plaats van de Grote Markt, aanwezig was. De bomen met een drogere standplaats, zoals bijv. de eik, berk en hazelaar, die we op de duinrug mogen verwachten, handhaafden zich en na men aanvankelijk zelfs nog iets in betekenis toe. Wel is het duidelijk, dat het aandeel van deze boscomponenten op de totale vegetatie gering was, vooral boven in het diagram, waar de in vloed van de prehistorische bewoning zeer sterk is. Door het optreden van stuiving, waardoor de bestaande laagte in het terrein werd overstoven, breekt de vorming van voor pol- lenanalytisch onderzoek geschikt materiaal af, waardoor de in formatie over het verdere verloop van de vegetatie en daarmee ook die van de bewoning, ontbreekt. Wanneer speelde zich de in het diagram tot uiting gekomen be woning en ontbossing in Haarlem af? Een C14-ouderdomsbepa- üng van de basis van het veen gaf als uitkomst 3045 55 jaar (GrN-6236), d.w.z. dat de veengroei ca 1100 j. v. Chr. begon en ook de in het diagram aangetoonde bewoning ongeveer vanaf die tijd plaatsvond. Over de duur van de veengroei en daarbij de minimale tijdsduur van de bewoning is niets met zekerheid te zeggen; wel lijkt het waarschijnlijk dat voor de vorming van het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 240