265 en ee-ff; Enschedé 1866 I nr. 990), maar wel komt nu de kaart in het geding, waaraan dit artikel is gewijd. Volledigheidshalve zij hier de afloop van het proces vermeld. De Grote Raad besliste bij zijn sententie van 17 november 1539 dat de taveernehouders ten onrechte van de tenuitvoerlegging van het octrooi van 1537 hadden geappelleerd. Het stelde Haarlem wat dit betreft in het gelijk, maar beval de stad tevens de gedu peerde taveernehouders schadeloos te stellen (ARA Brussel GRM 839.82, pag. 735-740 2; GA Haarlem Thesauriersrekening 1540 fol. LXVI vo.). De onenigheid over het tappen was daarmee overigens allerminst beëindigd. In 1545 sloot Haarlem een nieuwe overeenkomst met de ambachtsheer (Handvesten 1751, 242; Van Doorninck 1911, nr. 249), terwijl de keizer in 1548 het tapverbod handhaafde (GA Haarlem, bij: 7.13.10 nr. 3; Enschedé 1866 I nr. 307, 313, 319). Nog in 1550 sloot Haarlem met de Heer van Berkenrode een akkoord over een tapverbod in diens gebied (Brünner 1923, 193-194). De indiening van de kaart van de ban van Heemstede Nadat partijen deze schriftelijke nota's en ander bewijsmateriaal hadden ingediend, kwam het proces in staat van wijzen. Na rapport van een van de raadsheren van de Grote Raad zou sen tentie worden gewezen. Voordien echter vroeg Haarlem aan de Grote Raad de gunst, alsnog een bewijsstuk te mogen indienen. In het „request-civiel" heet het: „ende ten fyne ghij, mijn heeren, zoe veel te bet ende lich- terlijcker moicht hebben kennesse van deser sake, ymmers vander scituatie (sic) vander plecke ende hoe verre de limi- ten ghecomprehendeert onder toctroy, bijden supplianten vercreghen, streckende is ende met van tghedeel dorp ofte jurisdictie van Hemstede, soe hebben de supplianten doen maiken ende conciperen de carte aen deser ghehecht, die zij gherne ten processe voirs, voughen souden". Die kaart zit na ruim vier eeuwen nog steeds netjes aan het request-civiel gehecht (ARA Brusel GRM EA 2749 sub O

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 267