388
aantal wand- en bodemfragmenten van het grijs/rode aardewerk
met kafverschraling, wat „knobbel"-oortjes en spinschijfjes wer
den gevonden. Het patroon van de donkere banen was vrij chao
tisch, hier en daar over elkaar heen en in elkaar overlopend.
Op een gering hoger niveau liepen wat middeleeuwse kavelslo-
ten, te herkennen als bredere kleilagen, hier en daar in dezelfde
richting als de Friese greppeltjes. Uit de kleibanen kwamen
Paffrath-, Pingsdorf- en vroege kogelpotscherven (met grove ver
schraling), zodat naburige bewoning in de lle-12e eeuw kan
worden aangenomen, mogelijk nog iets vroeger. In het zuidelijk
deel van de opduiking bevond zich het Friese en middeleeuwse
materiaal praktisch op hetzelfde niveau. De bovenliggende gras-
en grasveen-laag was niet dikker dan ca. 40-50 cm, zodat dit
terrein ongetwijfeld al zeer lang als grasland zal zijn benut.
Er werden geen paalsporen of een boerderij-plattegrond aange
troffen, hoewel de bewoning waarschijnlijk in de naaste om
geving zal zijn geweest. Het terrein rondom de opduiking was
echter zeer drassig en nat zodat een uitbreiding van de opgraving
naar de wat lager gelegen gronden niet mogelijk was.
In verband met de ophoging met zand tot industrie-terrein moes
ten de werkzaamheden worden gestaakt. In 1974 zal echter de
mogelijkheid van een tweede onderzoek op een iets noordelijker
gelegen terrein mogelijk worden.
J. Schimmer
Werkgroep Veisen
In de eerste helft van 1973 werd slechts weinig veldwerk onder
nomen, omdat alle beschikbare tijd besteed moest worden voor
het opstellen en inrichten van de tentoonstelling „Flevum en de
Romeinen" in Velsen.
Op 23 juni 1973 werd deze tentoonstelling geopend door de
wethouder van Culturele Zaken van Velsen in tegenwoordigheid
van wethouders en raadsleden en hoofden van dienst van ge
noemde gemeente alsmede talrijke genodigden waaronder be
roepsarcheologen, -geologen, leden van het hoofdbestuur der
A.W.N. en bestuursleden van omringende A.W.N.-afdelingen en
werkgroepen.