81
keer de tentoonstellng te bezoeken, maar die door mij niet zou-
ij den kunnen worden samengevat.
n Ik hoop ook niet dat u van mij verwacht, dat ik u nog even, op
:e grond van een bronnenstudie, vlot een alles omverwerpende visie
is op ons onderwerp zal voordragen: ook op dat punt moet ik u
0 teleurstellen.
n Als ik dan hier, dames en heren, op verzoek van de burgemeester
van Haarlem, toch iets mag zeggen ter inleiding van de histori
sche tentoonstelling „Men sagh Haerlem bestormendan
n kunt u van iemand die in de loop van zijn leven ten aanzien van
e vaderlandse gedenkdagen en de rethoriek die bij dergelijke ge-
n legenheden passend wordt geacht, zó wantrouwig is geworden als
ik, ook al niet verwachten dat hij u zal vergasten op een nieuwe
:t versie van ,,'t Is plicht, dat ied're jongen, Voor d'onafhank'lijk-
heid van zijn geliefde vaderland zijn beste krachten wijdt", zij
e het dan in het bijzonder toegepast op de gruwelijke episode, die
e in mijn oude schooljaartallenboekje werd afgedaan met: 1573
e Haarlem door Don Frederik ingenomen. Maar ik wil mij er
1 zeker niet van afmaken met een selectie uit de beleefdheden die
r de Nederlandse taal voor een gelegenheid als deze in voorraad
e heeft. Integendeel: op de telkens opduikende en naar mijn ge-
voelen legitieme vraag naar de zin van een tentoonstelling als
deze behoort een antwoord te worden gegeven, al kan dat - om
dat ik nooit namens wie dan ook spreek - nooit meer zijn dan
mijn hoogst particuliere antwoord. Ik meen niet beter te kunnen
doen dan u te vragen mij in gedachten te volgen naar buiten op
een dag, waarop het niet zo guur is als vandaag. Een vader staat
aan de waterkant te vissen en zijn kind ligt achterover in het gras
naar de wolken te kijken. Het kind vermaakt zich met de vreem
de bewegende en steeds veranderende vormen, het ziet allerlei
vreemde beesten, sprookjesfiguren en alles wat de fantasie maar
i kan produceren. En dan komt het ogenblik dat het kind aan zijn
I vader vraagt: „Vader waar komen de wolken vandaan en waar
om bewegen ze zo raar." Nu is het voor het kind te hopen dat
de vader zijn kind belangrijker vindt dan zijn vishengel, maar het
schijnt niet uitgesloten, dat de vader - is het niet nü, dan op een
ander ogenblik - verlegen zit met de vragen van zijn kind, dat