104
achteruitgang van de winkelstand. Men zou de winkels, met name
in de Kruisstraat, in snelle vaart voorbijrijden in plaats van er
langs te lopen. Jhr. Teding van Berkhout en met hem een aantal
bewoners van huizen o.a. in de Grote Houtstraat, stelden dat hun
koetswerken van de railroute te lijden zouden hebben. Maar ook
voorstanders, onder wie de heer Zocher, lieten zich horen; zij
betoogden dat een paardetram de vooruitgang van Haarlem
slechts ten goede kon komen. Het Florapark bijvoorbeeld, dat
zich juist in ontwikkeling bevond, zou ten zeerste gebaat zijn met
een rechtstreekse verbinding met het station.
De voorstanders wonnen het tenslotte, want in de gemeenteraads
vergadering van 28 november 1877 werd het voorstel van B en
W om concessie te verlenen voor de aanleg van een paardetram
aanvaard. Volgens dit besluit zou de route als volgt worden:
Stationsplein - Kruisweg - Kruisstraat - Barteljorisstraat - Grote
Markt - Grote Houtstraat - Houtplein - Dreef tot de grens met
Heemstede, die bij de Meester Lottelaan lag. Het kleine stukje
reeds aangelegde spoor van de Meester Lottelaan tot de Buiten
sociëteit moest op last van de gemeente Heemstede nog vóór het
in gebruik genomen was, weer worden opgebroken.
De frequentie was door de gemeente Haarlem aan een minimum
van 20 minuten gebonden, de dienst moest in elk geval worden
onderhouden van 8 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds. Tarieven
behoefden de goedkeuring van het gemeentebestuur; ook de rij
tuigen waren aan een keuring vanwege de gemeente onderwor
pen.
Nadat Gedeputeerde Staten hun fiat aan het raadsbesluit hadden
gegeven, berichtten de concessionarissen, dat zij met de voor
waarden akkoord gingen, waarbij zij verzochten de concessie te
mogen overdragen aan de N.V. Haarlemsche Tramway Maat
schappij. Deze, op 27 februari 1878 ten overstaan van notaris
Hoogvliet te Haarlem, opgerichte maatschappij ging met voort
varendheid te werk. Zij stelde zich in verbinding met ir. A. L.
van Gendt, die in Amsterdam zijn sporen met de aanleg van
paardetramwegen al verdiend had. Reeds op 18 maart werd door
hem het leggen van een tramlijn met bijkomende werken aanbe
steed. Voor een bedrag van 8.986,- nam de Amsterdamse aan-