152
van een tijdschrift voor natuurwetenschappen, „ten dienste van
beschaafde lezers uit alle standen". Met beschaafde lezers is zon
der twijfel lezers met een zekere ontwikkeling bedoeld. D. Lubach
had, net als Logeman, een uitermate veelzijdige kennis en een
welversneden pen. Uit hun samenwerking is een hechte vriend
schap ontstaan 5. Op hun verzoek sloot zich de Utrechtse hoog
leraar P. Harting43 bij hen als redactielid aan.
Het Album der Natuur was een maandblad, dat min of meer
populair geschreven uiteenzettingen over onderwerpen uit de
fysica en de biologie bevatte. Al waren deze uiteenzettingen
populair geschreven, zij waren wetenschappelijk volkomen ver
antwoord. Tot 1870 schreef Logeman meestal ieder jaar een
artikel. Na dat jaar werden het er veel meer, in 1871 en 1881
wel zes. In 1880 schreef hij zijn diamanten (60ste) artikel. In
1886 werd deze stroom abrupt afgebroken. Ik noem enkele titels
om een indruk te geven van Logemans activiteit: 1853, Onze
kachels; 1854, Weerglazen; 1881, Het groen kleuren van inge
legde en gedroogde spijzen. Het waren onderwerpen, die betrek
king hadden op ons dagelijks leven. Zonder twijfel dankte het
tijdschrift daaraan zijn populariteit. Het was voor iedereen inte
ressant en goed leesbaar. Het heeft dan ook tot 1909 aan de
slijtage, waaraan nu eenmaal ieder periodiek onderhevig is, weer
stand geboden.
Een deel van de correspondentie, die Logeman met Harting
voerde, is bewaard gebleven in een 35-tal brieven, die zich in het
Utrechtse Universiteitsmuseum bevinden. Logeman en Lubach
waren om beurten portefeuille-houder, d.w.z. bij deze kwamen de
stukken binnen, werden beoordeeld, zo nodig gecorrigeerd en met
de andere Haarlemmer besproken. Tenslotte gingen zij voor de
uiteindelijke goedkeuring naar Harting. Vaak werd ook van te
voren diens oordeel gevraagd. Het was een intensief en een
drachtig samenwerkende redactie. Wel bestond er een zekere
afstand, niet alleen in kilometers, tussen Harting aan de ene en
tenminste Logeman aan de andere kant. Logeman zou steeds
schrijven: Hooggeleerde Heer, steeds het onderschrift: Ued. dw.
dienaar, of nog mooier: Hoogachtend en mijn respect aan Me
vrouw verzoekende ben ik steeds Uw dienstw. dienaar W. Loge-