177
Ook hier vormt het verkeer weer een voortdurende bron van
klachten, vooral Haarlems snelle groei in noordwaartse richting
belast dit gebied zwaar met doorgaand verkeer. Bovendien is
het Kennemerplein eveneens een belangrijk centrum van open
baar vervoer. In 1925 en later jaren richten omwonende burgers
diverse verzoeken tot het gemeentebestuur om de achteruitgang
van hun woonomgeving tegen te gaan.
Het verkeer werd toen echter als een te belangrijke zaak be
schouwd om aan deze verzoeken gehoor te geven: de bronnen
maken hier althans geen melding van.
Overziet men de totale ontwikkelingen binnen de Nieuwstad in
deze periode, dan valt op, dat het overwegend verkeersmaatrege
len geweest zijn, die tot ruimtelijke veranderingen hebben ge
leid.
Het deftige karakter van de Nieuwstad is hierdoor echter nog
weinig aangetast: de welgestelde bewoners zijn nog niet in grote
getale weggetrokken. Het percentage van de beroepsbevolking
met een hoge sociale status bedraagt in 1936 nog 8,2%voor de
stad bedraagt dit percentage 3,7 waarmee de juistheid van bo
venstaande conclusie wel is aangetoond.
5 De Nieuwstad na 1945
Na de oorlog heeft de Nieuwstad zich, evenals Haarlem als ge
heel, stormachtig ontwikkeld.
De eerste aanzet hiertoe vormt het vertrek van de rijtuigen-
fabriek van Beijnes aan het Stationsplein in 1953. In de loop
der eeuw is dit complex sterk gegroeid, mede door Beijnes' spe
cialisatie in spoorwegmaterieel, zodat de afbraak van dit geheel
het bouwblok tussen Lange Molenstraat en Stationsplein doet
verdwijnen. Alleen enige panden aan de Kruisweg blijven ge
handhaafd. Voor het vrijgekomen terrein wordt, evenals voor
het bouwblok Lange Molenstraat-Lange Heerenstraat een bouw-
verbod uitgevaardigd, met het oog op de voorgenomen bouw van
een groot gebouwencomplex van winkels, kantoren en (enige)
woningen. Tevens staat de gemeente voor, een grote ringweg aan
te leggen, die dwars door het Ripperdapark, Stationsplein en