183 Rond het Stationsplein en de aloude verbindingswegen met het centrum (Kruis- en Jansweg) vestigden zich in meer of mindere mate allerlei met het reizigersverkeer samenhangende bedrijvig heid, zoals hotels, koffiehuizen, reizigers vervoerende onderne mingen, etc. Al vroeg in deze eeuw zijn de mooiste en grootste woonpanden tot kantoor omgebouwd, een proces, dat nog steeds niet afge sloten is. Vooral na de oorlog is de druk van „hoogwaardige functies" op de bestaande bebouwing zo verhevigd, dat de woonfunctie is te ruggedrongen en de slechtste delen van de bebouwing door nieuwbouw worden vervangen. Rest de vraag, hoe de toekomst van de Nieuwstad eruit zal zien, een toekomst die in feite nu al werkelijkheid wordt door de tot standkoming van het grote nieuwbouwproject aan het Stations plein. In dit project is veel ruimte voor kantoren gereserveerd. Hoewel hier veel protesten tegen zijn aangetekend, moet deze ontwikkeling niet al te negatief worden beoordeeld. Uit de studie van de andere stationswijken en de welgestelde 19de eeuwse woonwijken in het algemeen blijkt, dat het in ons huidig maat schappelijk bestel onvermijdelijk is, dat de woonfunctie uit som mige centraal gelegen gebieden wordt verdrongen door andere functies wegens de hoge grondprijzen. De gemeenten beschikken in feite slechts over beperkte middelen, om deze ontwikkeling tegen te gaan. Maar er zijn nog meer overwegingen. In de eerste plaats zijn vele grote villa's en herenhuizen om vele bekende redenen niet meer geschikt voor gezinsbewoning. Theo retisch is verbouwing voor andere wooncategorieën (kleine gezin nen, alleenstaanden) mogelijk, maar veelal leidt dit tot te hoge huurprijzen. In de tweede plaats dient men zich te realiseren, dat steden juist gekarakteriseerd worden door de per stadsdeel wisselende men ging van allerlei functies. Deze stedelijke karakteristiek kan wor den aangetast, als men van elk stadsdeel een woongebied wil maken! Tenslotte zijn er veel voordelen verbonden aan een concentratie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 185