191
scheen regelmatig, maar vele anderen kwamen slechts sporadisch.
Burgemeesteren en schepenen werden uit de vroedschappen be
noemd en diegenen van hen, die niet in hun functie werden ge
handhaafd, vinden wij na hun ambtsperiode weer terug als vroed
schap.
Wanneer men nu in een dienstjaarde namen der compare
rende vroedschappen optelt, komt men tot de verrassende ont
dekking, dat men het vereiste aantal van 24 nooit haalt, ook niet
als men de burgemeesteren en schepenen mee telt. Het aantal is
zonder de laatsten hoogstens 23 en menig jaar telt men er min
der, terwijl men met dezen meegeteld op ten hoogste 30 perso
nen komt.
Sinds 1544 werden de benoemingen van burgemeesteren en
schepenen jaarlijks geregistreerd en het aantal genoemde vroed
schappen wisselt dan van 15-17 en met burgemeesteren en sche
penen meegeteld van 26-28. Aan de gestelde aantallen heeft men
zich in de 16de eeuw dus nooit gehouden 4. Zo waren de Haar
lemse regenten er in geslaagd hun werkelijke aantal nog meer te
beperken dan oorspronkelijk in de bedoeling had gelegen. Boven
dien is het duidelijk, dat, hoewel de gezichten in een bepaald
ambt regelmatig wisselen, er in feite een stoelendans werd opge
voerd: de magistraten ruilden onderling hun functies gelijk
schoolkinderen postzegels. Het was meer dan waarschijnlijk, dat
een burgemeester, die er een jaar op had zitten, z n ambt later
nóg wel eens zou uitoefenen en dat hij ook een paar termijnen
als schepen zou volmaken. Meester (in de rechten) Quinjn
Dirckszoon, bekend als Talesius, was tussen 1543 en 1569 niet
minder dan negen keer burgemeester; daarnaast, tussen 1537 en
1563, veertien keer schepen. Nicolaas van der Laen bracht het in
zeven jaar, van 1560-1566, zes keer tot burgemeester; in 1557
was hij schepen en in 1572 opnieuw burgemeester
Bekijkt men de burgemeesterslijsten uit de 16de eeuw, dan leert
een simpel rekensommetje, dat hier sprake was van een gesloten
regentenclub. Weliswaar vormden de burgemeesters een ver
houdingsgewijs klein deel van het bestuur als geheel, maar, aan
gezien zij belast waren met de dagelijkse gezagsuitoefening,