199
reden tot trots; men liep immers in de processie samen met
niemand minder dan de leden van het stadsbestuur!
Zelden, behalve als er geoefend moest worden, werden de schut
ters aan hun militaire functie herinnerd. Eén zo'n zeldzame ge
legenheid was op 3 februari 1555. Op die dag, lezen we, werden
„de drie schutterijen (het was vóór de reorganisatie) (gelast) met
geweer te gaen, ten minste met lange messen 2i.
Onze mening over de sociaal-economische status van de schut
ters wordt verder bevestigd door een, in 1555 voor de belasting
gehouden inventarisatie van haardsteden 25Vergelijken we deze
lijst met die van de Cloveniers van 1560 (de helft dus van de
totale sterkte der schutterij), dan ontdekken we het volgende:
In dit register werd per woning het aantal plaatsen genoteerd,
waar vuur kon worden aangelegd. De helft van de 120 schutters
was met zekerheid in dit register aan te wijzen. Hieruit bleek dat
9% van de schutterij in een huis woonde met één haardstede
(tegenover 41% van de gehele bevolking), 19% met twee haard
steden (t.o. 28%), 30% met drie haardsteden (t.o. 17%), 22%
met vier haardsteden (t.o. 7%) en 12% met vijf haardsteden
(t.o. 3%)26.
De conclusie kan moeilijk anders zijn ,,dan dat de leden der
schutterij uit de middenlaag der bevolking werden gerecru-
teerd" 27.
Zoals te verwachten was, overlapten tot op zekere hoogte lid
maatschap van de schutterijen en van het stadsbestuur elkaar. Zo
staat burgemeester Nicolaas van der Laen bijvoorbeeld ook op
de lijst van Cloveniers, evenals mr. Quirijn Dirckszoon, Jacob
van Huessen, mr. Jan van Zuyren, die allen enige tijd burge
meester en schepen waren.
De overgrote meerderheid van de ons bekende schutters (men
bedenke, dat we alleen de lijst der Cloveniers tot onze beschik
king hebben) komt echter noch op de lijst van burgemeesters
voor noch op die der schepenen. Van de vroedschap valt dit
moeilijker te zeggen, al kan men redelijkerwijs aannemen, dat de
situatie hier weinig anders zal zijn geweest. Kan de schutter
worden omschreven als een lid van de „middenstand de door
snee stadsbestuurder was, zoals reeds aangegeven, een vertegen-