206 inkomsten. We ontkomen dan ook niet aan de conclusie, dat de 19 Haarlemse kloosters jaarlijks goed waren voor een formidabel inkomen. Thans dient het twintigste „klooster" genoemd te worden. In engere zin kan men het Begijnhof echter geen „klooster" noemen: „Eigenaardig Nederlandsch" noemt Blok de in het midden van de 13de eeuw in Haarlem in andere plaatsen al eerder - opge komen begijnen. „Het waren vooral vrouwen, die, zich niet aan het strenge kloosterleven willende onderwerpen, toch zich uit het gewoel der wereld terugtrokken, bij elkander gingen wonen, het geestelijk kleed aantogen en stil in haar schilderachtige hofjes leefden van de opbrengst van haar handenarbeid, meestal wol weverij of kantfabricage" 40. Het Haarlemse Begijnhof was in 1262 gesticht en werd een van de grootste religieus getinte instellingen ter stede. De bewoonsters verdienden, zoals overal elders, de kost met textielnijverheid. Het Begijnhof, de begijnen en de overige godsdienstige gemeen schappen genoten binnen de stad speciale voorrechten. Zo waren ze niet onderworpen aan de stedelijke rechtspraak, al begon dit sinds het begin van de 16de eeuw langzaam te veranderen. De varkens van een bepaald klooster mochten b.v. niet langer meer vrij door de stad zwerven. Het belangrijkste privilege voor alle religieuzen was hun vrijdom van accijns en belasting. Nieuwe landaankopen en schenkingen zorgden ervoor, dat „steeds meer grond van belasting werd vrijgesteld" 41. Het spreekt vanzelf, dat het stadsbestuur deze ontwikkeling betreurde. Vandaar dat het reeds in 1539 stappen ondernam om de bijzondere belasting- status van kloosters en priesters te beperken 42. Maar zelfs nog aan het einde van de jaren '60 hadden seculiere en reguliere geestelijken zowel als de begijnen een speciale status met betrekking tot de stedelijke accijnzen. De begijnen b.v. be taalden maar de helft van de accijns op het koren, dat ze door de stedelijke molens lieten malen; priesters mochten een bepaalde hoeveelheid graan zelfs zonder belasting laten malen, maar moes ten over de meerdere hoeveelheid dan wel de normale accijns betalen. Zoals we nog zullen zien waren de begijnen in 1566 nog steeds

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 208