209
roet in 1494, dat menige Hollandse stad trof, de produktie-
cijfers gedurende de laatste jaren van de 15de eeuw laag hield,
waren er tegen 1494 niet minder dan 120 brouwers werkzaam,
meer dan ooit tevoren Veel van hen hokten bijeen langs het
Spaarne, de Oude Gracht en de Bakenessergracht.
In de loop der jaren werden enkele variaties op het brouwproces
ontwikkeld, die tot doel hadden enkele accijnzen te ontduiken.
Van Loenen zet uiteen, dat de meest toegepaste ontduikings
techniek „het lang brouwen" was 7. Het kwam neer op een
verdunning van het „brouwsel", zodat uit dezelfde hoeveelheid
mout een grotere hoeveelheid bier werd gebrouwen; door het
verkopen van het „extra" bier hoopten de brouwers dan het
verlies aan „brouwgeld" goed te maken. Het zou een chemicus,
of op z'n minst een brouwmeester vereisen om de verschillende
brouwprocessen volledig uit te leggen. Het zij in dit kader vol
doende te weten, dat bovengenoemde uitvindingen een constante
bron van wrijving vormden tussen brouwers en stadsbestuur.
De hele zestiende eeuw door trachtte het stadsbestuur controle
uit te oefenen op de hoeveelheid bier, die uit één „brouwsel"
geproduceerd kon worden. Het had geen moeite met „hoppe-
bier" - „Haarlems bier" of „Haarlemmerbier" genaamd - dat
het duurdere en betere soort was. Totaal anders lag het met de
produktie van „koyt", een goedkoper bier, gebrouwen van mout,
dat een groter deel haver (goedkoper!) bevatte.
Zodra het duidelijk werd, dat de brouwers steeds meer bier uit
elk „brouwsel" haalden, nam het stadsbestuur stappen om de
brouwindustrie strenger te regelen. Voorbeelden van deze stren
gere bepalingen waren de bierproevers, die over de kwaliteit
moesten waken (nauw verbonden uiteraard met de kwantiteit),
periodieke controles in de brouwerijen teneinde vast te stellen,
dat de brouwers niet clandestien meer produceerden dan ze
opgaven8 en zelfs een door de brouwers te zweren eed: „Dat
zweer ick, dat ick tot vermaninge van den pachter ofte be-
wairder van den brouwergelde ofte hoere gecommitterde, zoe
wanneer deselve zullen comen peylen, bij desen eede verclaeren
sal, datter geen byer uutgelevert is, dan bij henluyden up de peyl
bevonden is 9.