210 De brouwers hadden een danige hekel aan dit bemoeien met hun zaken en ze tekenden vaak protest aan. Er werden zelfs proces sen gevoerd voor de Grote Raad in Mechelen en Brussel10. Wat de kwestie van „het lange brouwen" betreft, deze werd uiteindelijk grotendeels ten voordele van de brouwers beslist: hoewel ze niet het recht kregen zelf te bepalen (wat ze gewild hadden) hoe lang of hoe kort ze hun koytbier zouden brouwen, wel steeg het wettelijke toegestane kwantum bier uit één brouw sel; eerst van 24 tot 30 tonnen en uiteindelijk, omstreeks 1560, tot 40 tonnen u. Ook verviel de eed 12. Al met al gingen het „brouwgeld" en de andere accijnzen op bier, graan, hop en turf (om de ketels te stoken) een belangrijk deel uitmaken van de inkomsten van de stad. Van Loenen heeft enkele interessante tabellen samengesteld over het belang van de brouwindustrie voor de stedelijke schatkist. In de eerste tabel13 zien we het gemiddelde inkomen van de stad, vergeleken met het gemiddelde van „brouwgeld" en „schrijf- geld" samen (deze laatste belasting werd geheven op geïmpor teerd graan). Men bedenke, dat in de vorenstaande cijfers niet alle bieraccijn- Periode van 5 jaar 1510/11-1514/15 1515/16-1519/20 1520/21-1524/25 1525/26-1529/30 1530/31-1534/35 1535/36-1539 1540-1544 1545-1519 1550-1554 1555-1559 1560-1564 1565-1569 1570-1574* Gemiddeld inkomen van de stad £28.912 29.028 27.409 25.071 18.712 £21.755 24.444 22.739 22.400 19.872 20.715 23.937 19.838 Gemiddelde van Brouwgeld en Schrijfgeld 6.895 £7.459 6.698 7.060 5.462 5.897 £5.128 5.185 4.126 3.359 2.832 2.986 1.667 Gemiddeld Brouwgeld/ Schrijfgeld van Sted. Inkomen 24,4 25,8 25 31,2 28.8 26.9 21,6 23 18 16,9 13,6 12,6 7,8 N.B. In deze periode vallen het beleg en de Spaanse bezetting.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 212