211
zen verwerkt zijn. De hoppenbieraccijns d.w.z. „accijns, geheven
op het in de stad geproduceerde en geconsumeerde hoppen
bier" 14 valt er niet onder, evenmin als die op hop. Aan de
andere kant was de vroegere turfaccijns nu bij het „brouwgeld"
inbegrepen. Het is zonder meer duidelijk, dat inkomsten die met
de bierproduktie te maken hadden een belangrijk deel vormden
van het totale stedelijke inkomen.
Misschien is het dat feit, dat bij het stadsbestuur de gedachte
wekte om zo'n strenge controle op de bierprodukten uit te oefe
nen. Want behalve ter voorkoming van belastingfraude werden
de bierproevers, de eed en dergelijke, ook ingesteld om de
kwaliteit van het bier te verzekeren; verdunning móést wel de
kwaliteit van het eindprodukt verminderen. Daarom nam men
naast de reeds genoemde, ook andere maatregelen om de kwali
teit van het water dat in de vaten ging, veilig te stellen. Aan
vankelijk was het Spaarnewater goed genoeg geweest, „maar door
het herhaaldelijk doorbreken van de dijken om het IJ was dit
water vaak te brak om gebruikt te kunnen worden" 15. Door het
lozen van afvalprodukten van de textielindustrie, van riolen etc.
was de situatie niet verbeterd. Al stelde men pogingen in het
werk het vervuilen van Spaarne en grachten door de burgerij
tegen te gaan 16, toch werden tenslotte verordeningen uitgevaar
digd, die de brouwers verplichtten hun water uit schonere vind
plaatsen te halen, met name uit het Brouwerskolkje in Over-
veen 17.
De zorg van het stadsbestuur voor de brouwnijverheid beperkte
zich niet tot verbieden en controleren. Vaak trachtten bestuurde-
ren de belangen van de brouwerijen in hun exportgebieden te
bevorderen. Zo lezen we b.v. in de thesauriersrekening van 1518
dat er een bedrag van 92 was betaald aan: „Cornelis Pieters
zoon Zweer en Florys Gerritszoon glaesmaickers ter cause van
een groot nyeu glas van tachtich ponden behalven 't harnasch by
hemluyden ten beveele van den burgemeesteren van den vor-
segde steden wegen gemaict ende geset in de kercke to Edamme
mit 4 grote staende beelden, als onse lieve Vrouwe, 't Sinte