214
brouwerijen 2S. Zonder twijfel zijn enkele brouwerijen inderdaad
groter geworden; een snelle vergelijking van vorenstaande tabel
len met de door Van Loenen gegeven produktiecijfers voor de
15de eeuw, toont onmiskenbaar aan, dat in het begin van de
16de eeuw iedere brouwer op zich jaarlijks gemiddeld meer
„brouwsels" produceerde dan zijn 15de eeuwse collega. In de
tweede helft van de 15de eeuw kwam de produktie zelden de
2500 „brouwsels" te boven, terwijl het aantal brouwers waar
schijnlijk de meeste tijd rond de honderd schommelde26. Voor
de verhouding brouwers-brouwsels zij verwezen naar de tabel.
Men zou uit wat we tot nu toe opgemerkt hebben, kunnen con
cluderen, dat de brouwer, die omstreeks het midden van de 16de
eeuw nog werkzaam was, een aanmerkelijk betere positie had dan
zijn voorgangers. Was zijn omzet immers niet veel groter?
Over zo'n bewering zou natuurlijk te discussiëren zijn, ware het
niet, dat ze reeds onmiddellijk wordt ontkracht door andere in
formatie, die ons ter beschikking staat. Volgens de studie van
Van Loenen n.l. steeg het jaarlijks inkomen van een brouwer
van £92 in 1520 tot niet meer dan 135 in 1548 27. Deze
toestand valt in het niet bij de stijging van de voedselprijzen in de
55 jaar tussen 1520 en 1575: circa 300% 28. Het lijkt dan ook
juister om aan te nemen, dat de last van de verslechterende
economie op de schouders rustte van een slinkend aantal brou
wers.
Wat waren de redenen voor de snelle aftakeling van de brouw-
industrie? Ze zijn niet allemaal direct duidelijk aantoonbaar,
maar concurrentie was stellig een overwegende factor. Veel an
dere steden waren begonnen met de ontwikkeling van een eigen
brouwnijverheid en namen beschermende maatregelen tegen ge-
importeerde bieren, precies zoals Haarlem zelf jarenlang had
gedaan. Enkele steden hadden het speciaal op Haarlem gemunt.
In 1567 werd in Leeuwarden b.v. de accijns op Haarlems bier
verhoogd29. Eveneens in 1567 zonden burgemeesteren van Haar
lem Hendrik van Wamelen (schepen in 1565 en 1566 en burge
meester van 1569 tot 1571 en na het beleg) naar Aremberg,
stadhouder van Overijssel, om met hem te spreken over het
heffen van accijns op Haarlems bier in Steenwijk. Uit de com-