231
mogen hooren" 9. De adressanten zetten nauwkeurig uiteen, dat
wat zij voorstelden legaal was in het licht van het Accoord
van 25 augustus van landvoogdes Margaretha. Hierin had deze
het houden van preken buiten de steden toegestaan. Ook citeer
den ze de Prins van Oranje om hun verzoek steun te geven en
stelden ze, dat dergelijke acties ook in Vlaanderen waren onder
nomen. De vroedschap gaf toestemming en zo verrees aan de
Baan het bouwsel, dat in de volksmond de Geuzenschuur kwam
te heten.
Voor een deel werd deze toestemming verleend om te verhinde
ren, dat deze lieden, als ze ontevreden werden, de beeldenstorm
naar Haarlem zouden overbrengen. De redenen om het verzoek
toe te staan waren tweeërlei: de zorg voor het welvaren van
Haarlem en de wens ordeverstoringen te voorkomen; de rust in
de stad hoorde voorrang te hebben boven geruzie over gods
dienst: „Es' eendrachtelyck gesloten, als men verstont dat som
mige goede poirteren uit liefden van der stede welvaert ende tot
onderhout van de gemeene vrede alhier, bestaen hadden die
tijmeringe van de voirseide schuyere, ofte houtten huys tot
exercitie van de voirseide predicatie buyten deser stede te be-
naerstigenaen hen versoucken dat zijlieden voort zouden
gaen 10.
De vroedschappen waren zó uit op het veilig stellen van orde en
rust, dat ze zelfs het aanbod deden geld uit de schatkist te schen
ken voor het geval de protestanten geen geld genoeg voor de
bouw van de schuur zouden hebben. Uiteraard moest dit aanbod
voor financiële hulp tot de helft van het totaalbedrag, een
geheim blijven van de vroedschappen zelf en enkele burgers.
De schuur heeft een paar maanden gestaan, ongeveer even lang
als Margaretha bereid was haar Accoord te handhaven. Toen
het volgend jaar de zomer begon, was de schuur nog slechts een
herinnering. In april 1567 was ze afgebroken. Maar in deze
onderling tegengestelde acties van de vroedschap het eerst
geven en vervolgens intrekken van permissie; het constant staan
op geheimhouding van de onderhandelingen met de protestanten
zien we een begin van de zwakheid, die steeds zichtbaarder
werd in het stadsbestuur.