232 Het verhaal van het stadsbestuur in de cruciale jaren na 1560 is niet bijzonder verheffend. Het wordt ontsierd door een chroni sche, misschien periodieke, besluiteloosheid, die het best geïllus treerd werd dcor de onderhandelingen tussen het stadsbestuur en de vertegenwoordigers van de nieuwe godsdienst. Dit wil bepaald niet zeggen, dat het allemaal de schuld was van de plaatselijke regering. In haar benadering van de Calvinisten en hun predi kanten kon de plaatselijke regering niet veel anders doen dan de leiding volgen van de regering in Brussel. Dit was een leiding die nauwelijks te volgen was. De verschillende pogingen van de regering om de ketters te onderdrukken, zich met hen te ver zoenen of een compromis met hen te sluiten pogingen die elkaar opvolgden - kunnen iemand slechts het gevoel geven van stomme verbazing. Een complete verzameling brieven, sinds 1564 in Haarlem ontvangen, laat zien hoe groot het probleem was waar mee het stadsbestuur geconfronteerd werd in zijn pogen een enigszins samenhangende godsdienstpolitiek te formuleren. Dc brieven komen niet alleen van Margaretha, maar ook van haar werkgever, de Koning van Spanje en van diens stadhouder van Holland en Zeeland, Willem van Oranje. Ze laten voortreffelijk zien hoe de centrale regering in Brussel om de hete brei heen draaide. De eerste brief terzake van de religie, afkomstig van de Prins van Oranje en gedateerd 11 april 1564, hield zich meer in het bijzonder bezig met de „secten" en „ketterijen": deur ex presse last ende bevel van Conincklijckc Majesteijt onsen Ge- nadigen Heere doen publiceren zeeckere ordonnantie ende plac- caetjegens die secten ende heresien dagelijcx, (Godt betert) lancxs soe meer wassende ende alsce't in desen periculeusen tijt grootelijcken van noode es 't selve placcaet in alle sijne poincten wel ende behoirlijck t'cbserveren cmme sulcx in rust, vrede ende onderhoudenisse van onse oude ende catholijcque religie te moe gen leven" n. Er kan geen twijfel bestaan ever de betekenis of interpretatie van deze brief. Onder verwijzing naar wat de Kening ten deze „ver zocht" had, vroeg de Prins het volk op zondag en andere feest dagen ter mis te gaan. En in geval iemand in één maand niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 234