248
waren Alva's plannen te torpederen. Immers, hierdoor behielden
ze zelf meer macht over de belastingheffing dan Alva had be
doeld. Maar het was wel een overwinning louter en alleen voor
het patriciaat. Dat bleek duidelijk uit de manier waarop de bui
tengewone belasting - substituut voor de Tiende Penning - ge
heven ging worden: „Gelezen zijnde de nieuwe ordonnantie van
de imposten die de staten tot furnissement van XL groten in de
plaetse van den Xen en de XXen penninck te weten de ver-
doubleringe van den impost op den wijnen ende byeren; van elck
hoorn beest dat geslagen zal worden drije stuvers 6.
Nog veel meer artikelen vielen onder de belasting, zoals boter,
fluweel en graan. En al bestonden deze in feite al jaren, er
werd nu ernst gemaakt met de inning. De meeste waren con
sumptiegoederen, geen luxe artikelen. Mogelijk wilde het stads
bestuur daarmee bewijzen hoe „egalitair" het dacht: juist de
artikelen die iedereen gebruikte (en weinig, die alleen zijzelf
konden kopen!) dienden belast. Al is er geen concreet bewijs
voor deze hypothese, we kunnen gevoeglijk aannemen, dat de
vroedschappen zelf de nieuwe belastingen niet betaalden. Dat
lag alleen maar in de lijn der traditionele vrijstellingspolitiek.
Zulks het geval zijnde, betekende dit, dat de „overwinning" op
Alva betaald werd door diegenen uit de Haarlemse bevolking, die
toch al het diepst gebukt gingen onder de economische depres
sie.
In 1571 begon Alva opnieuw druk uit te oefenen om de door
hem verlangde belastingen aanvaard te krijgen. Weigeren hielp
nu niet en er werd een hele reeks belastingen ingevoerd, variërend
van de Tiende Penning (een soort BTW - vert.) tot de Twintigste
en Honderdste Penning (belastingen op onroerend goed t.w. 5%
bij verkoop en 1% op het vermogen - vert.). Opnieuw is het niet
duidelijk of de vroedschappen hier al niet onder vielen. Maar één
ding is zeker: de brouwers, drapenierders, moutmakers e.d. vielen
er wel onder. Terwijl de stadsregering zich druk maakte over
ethische en juridische problemen, samenhangend met deze schen
ding van aloude privileges, zagen de mannen die de schutterijen
vormden zich geconfronteerd met de zoveelste aanslag op hun
allengs leeg rakende beurs. Over de godsdienstkwestie sprak