249 niemand meer. Deze was sinds de woelingen van 1566/67 op de achtergrond geraakt. Ziedaar het decor voor de laatste akte. Op 1 april 1572 ging het gordijn op: Den Briel, de massale exodus uit Holland naar de zijde van de Prins, die ook slachtoffer was geworden van de troebelen van 1566/67 (het stadhouderschap van Holland was in het laatstgenoemde jaar overgegaan op Bossu). Haarlem deed voorlopig niets. Het stadsbestuur ging behoedzaam te werk. Zon der twijfel herinnerde het zich de consequenties van de beslissing in 1566 om de Geuzenschuur te bouwen. Op 30 april 1572 zond de Prins twee afgezanten naar Haarlem. Alle twee waren in feite Haarlemmers: Hans Colterman en Gerrit van Berckenrode. Ze waren uit de stad gevlucht tijdens de regeringsrepresailles voor het bouwen van de schuur. Colterman - het is nuttig dat te weten - was brouwer geweest en schutter bij de Cloveniers. Van Berckenrode, lid van een der oudste vroedschapsfamilies, had het tot kanunnik van het bisdom ge bracht, maar had zich tot het Calvinisme bekeerd en was „door dezen afval zeer gehaat bij de priesters en kloosterlingen" Zij vergaderden met de vroedschap, zetten ten overstaan hiervan het standpunt van de Prins uiteen en wachtten het antwoord af. Dat kwam twee maanden later. Onderwijl hadden de Geuzen systematisch de andere Hollandse steden „in naam van Oranje bezet: Enkhuizen op 22 mei, Medemblik op 8 juni, Hoorn op 18 juni, Alkmaar op 20 juni, Gouda, Leiden, Dordrecht en Gorcum in de daarop volgende dagen Tegen die tijd arriveerden nog twee agenten van de Prins in Haarlem, door hem uitgezonden om de beslissing van de stad te bespoedigen. Voor de plannen van Oranje was Haarlem van het grootste belang. „In jaer ons Heeren 1572 den 24 junii welck was op Sint Jans dach smorgens te vijff uuren, zijn binnen Haerlem gecomen Peter Janszoon Kies ende Michiel de Wael met een schuijt die Lange brugge in, alsoe sij lange tijt uutlanders gheweest hadden ende nu die prince van Orangien oeck wederom met mijteren ende knechten op die been was, ome die Nederlanden, zoe men zeijden te bevrijen van den thienden penninck tegen de hartoch van Alva etc. De burgers aldaer haer wacht hebbende, rieppen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 251