250
tot den schipper: leg an, maer zij al eeven stoudt doervarende
seijden: Wij bennen Peter Kies ende Michiel voorseid".
„Nu die wet ende raet des stadts dit vernomen hebbende, hebben
haer op t stadthuijs ontboden, haer biddende zeer vriendelicken,
dat zij t toch noch een 14 dagen off daeromtrent ansien wilden
ende zoe lange noch wat vertrecken. Daer op zij geantwoordt
hebben: Wij hebben nu lang genoech uut die stadt geweest
Wij begeren hier nu te blijven, want wij commissie van mijn
Heer die Prins hebben ende oeck soe weten wij wel raets ghe-
noch, om coren ende proviand ende andere noetsaeckelijckheij-
den alst van doen is te crigen. Die gemeente dit hoerende hebben
daer wel nae geluijstert, alsoe dat zij doer haer scoene voorgeven
ende haer heijmeleijcke gisten (zoe men zeggen wilde) veel an-
hangers ende liefhebbers gecregen hebben" 9.
Zowel Kies als De Wael hadden behoord tot die „poirteren van
qualiteyt", die zo nu en dan door het stadsbestuur geconsulteerd
waren tijdens de troebelen van 1566/67.
De „gemeente", die zo goed naar hen luisterde en hen onder
steunde, bestond hoogstwaarschijnlijk uit de schutters10. Een
andere hypothese snijdt geen hout, want alleen de schutters onder
de Haarlemse burgers hadden zoveel aanzien, dat ze een besluit
van de magistraat konden wijzigen. Men mag dus aannemen, dat
aan het eind van juni 1572 de schutterijen weer een zeer actieve
politieke rol op zich aan het nemen waren. Dat doende brachten
zij een tastbare politieke verandering te weeg in de stad, precies
zoals ze in de Beeldenstormcrisis gedaan hadden.
Op 27 juni keerden Colterman en Berckenrode weer naar de stad
terug om zich bij hun kameraden Kies en De Wael te voegen.
Het was duidelijk, dat de Prins ongeduldig werd en hoopte zo
spoedig mogelijk een beslissing te forceren. Op 27 juni kon
Haarlem ook voor het eerst iets proeven van godsdienstig extre
misme. Het nabijgelegen Bernardietenklooster werd geplunderd.
Eindelijk was de vernieling, die men met de Beeldenstorm asso
cieerde, binnen een afstand van een paar kilometer van de stad
gekomen. Op die dag ook noteerde Verwer in zijn dagboek:
„Item op desen dach worden die commissarissen van den prince
van Orangien voer den raet van Haerlem gesonden" W Het ging