260 steit ghetrouw ende gehouw te zijn ende den Prince van Oran- gien te kennen als stadhouder van Hollandtende den tienden penmnck weer te staen". Geen melding van enige bezorgdheid om de godsdienst, b.v. „om de Heilige Kerk te beschermen" of „om de ware religie te steunen". Alweer een aanwijzing, dat de schutters in de eerste plaats economische motieven hadden. Zelfs de eigen stadsregering werd min of meer het doelwit van de schutters. Deze oligarchen n.l. bleken niet in staat hun mede burgers ten volle te begrijpen. Nergens werd dat duidelijker ge ïllustreerd dan in de manier waarop het stadsbestuur de buiten gewone belasting hief, die aanvankelijk voor de Tiende Penning in de plaats kwam. Vanuit zijn positie van rijkdom en belasting- exemptie was het stadsbestuur niet in staat de volle zwaarte van het economische probleem voor de gewone man te taxeren. Op het moment dat de regering van de stad - altijd afhankelijk van die in Brussel - blijk begon te geven van een steeds groter on vermogen om een besluit te nemen en uit te voeren, begonnen de schutters een grotere rol te spelen in het regeringsbeleid. Toen de magistraat in december 1572 op het allerlaatste moment wei felde, grepen de schutters in; zonder scrupules om een regering te wijzigen, die ongevoelig was gebleken voor hun noden. Kortom, alle gebeurtenissen, alle veranderingen, die voorkwamen op Haarlems weg naar rebellie, zijn toe te schrijven - in laatste instantie - aan de economische achteruitgang die de stad in het midden van de jaren 60 trof. Dat wil niet zeggen, dat er geen andere krachten werkzaam waren, maar wel dat die andere krachten - met name de godsdienstige motieven - kunnen wor den teruggevoerd op de economische ontevredenheid. Peter H. Trembath

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 262