278
dan compleet te noemen, maar het gebouw, dat van buiten heel
weinig belooft, is van binnen schitterend. De grote elektrische
machine heeft zoveel kracht, dat een paling met één enkele schok
wordt gedood.
Voor die dag stonden nog meer zaken op het programma: Na het
diner gingen we naar het ziekenhuis van de Heilige Elisabeth.
Er waren slechts enkele schilderijen van Frans (Hals), voorstel
lend de regenten van dit instituut, die mij iets bijzonders leken
te zijn. In al deze openbare gebouwen is mij de buitengewone
zindelijkheid opgevallen. Van dit huis bracht mijn neef ons naar
het Tehuis voor ouden van dagen, waarvan hij al meer dan tien
jaar regent is5. We dronken thee in hun huis. Coo vertelde
dat de partijgeest zó sterk leefde onder deze oudjes, dat de direc
teur verplicht was geweest de verstoorders van de rust in dit
instituut buiten de deur te zetten, omdat ze zonder dit besluit
elkaar zouden hebben gedood. Toen we door de gangen liepen
waaraan de kamers van deze mannen liggen, troffen wij de fami
lie van de Prins aan, uitgebeeld in was, voor de deur van hen
die „Prinzen mann" waren
De volgende dag bracht men een bezoek aan Bloemendaal bij
mevrouw F. H. van Berck 6:om 1 uur stonden de koetsen
gereed om ons naar „bloumenthal" te brengen, naar het buiten
huis van Madame de Bergmaar eerst maakten we een rit
door de omstreken van Haarlem, die zeer aantrekkelijk zijn.
Na aankomst op de buitenplaats werd eerst een stevige wandeling
gemaakt: We klommen de duinen op om de Noordzee te zien,
drie kwartier gaans van het buiten, dat mij oneindig veel beter
bevalt dan dat van Hooft (een in Den Haag bezochte buiten
plaats). We dronken thee in een tent aan de oever van een tussen
de bloemen slingerend beekje, dat nog werd opgefleurd door een
menigte kleine visjes die erg gelukkig schenen te zijn.
Daarna volgt een uitvoerige beschrijving van verschillende men
sen die men op de buitenplaats ontmoette, een beschrijving die
wij de lezer maar zullen onthouden, want Nina schreef er zelf
over: Terwijl ik dit schrijf, betrap ik mijzelf er op dat ik wel een
erg overhaast oordeel heb geveld en dat ik eigenlijk groot onrecht
doe aan de personen over wie ik spreek en daarmee weinig eer