287
brandstof (wat ook in Limburg zede is). Het door Gertenbach
genoteerde rijm, gezongen tijdens de ommetocht door het dorp,
hoorden wij aldus opzeggen:
Mense, pas op je mande!
We zelle ze gaen verbrande
In de Pikker ze del, -
Verstaen je me wel?
Dan zei je ris zien,
Over 'n uurtje misschien,
Hoe 't brande zei!
- Sunterte Maerte, wat is 't koud!
Geef me 'n turrefie of 'n hout,
Geef me 'n hallif vaatje,
Dan ben je m'n beste maatje!
- Geef me 'n appel of 'n peer,
Dan kom ik 't hele jaer niet weer!
Geert Helmer, die in Volkskunde (jrg. 1957, blz. 1-21) „Het
Sintmaartenslied in Nederland" heeft geschreven, zag deze voor
de helft uniek Zandvoortse lezing over het hoofd. Regel 8-11 zijn
algemeen bekend, vooral in Noord-Holland; regel 12 en 13 zijn
nog bekender, ja afgezaagd; maar de zeven beginregels, met het
overige zestal (waarin christelijk-onderdanig gevraagd wordt) in
krasse tegenspraak, zal men niet licht elders ontmoeten. Men
waardere de minzame waarschuwing vanwege onze dievende
gentlemen, wier diefstallen (die meteen schoon schip maken) op
overoude inzichten berusten, waarvan men het een en ander
gewaar wordt in het Folkloristisch Woordenboek, blz. 392, van
Kornelis ter Laan. Men lette op de dialectische kleur en het
kernachtig toponiem (ook: Pikkelse del), dat op een nu vergeten
Zandvoortse bijnaam zal berusten.
In Zeven Heerlijkheden, over geschiedenis en volksleven der
voormalige gemeente Schoten (1966) komt het Sint Maartens
feest dat de verstedelijking glorieus overleeft, eveneens ter sprake,
vooral aan de hand van opstellen van twee eerste klassen van het
Lorentzlyceum (blz. 103-106). Het is interessant de toen ver-