61
een pachtcontract van 27 februari 1791 door Willem Philip Kops
voor een tijd van vier achtereenvolgende jaren de boerderij met
bijbehorende opstallen, alsmede de wei- en hooilanden, 25 mor
gen groot en reikende tot aan de Delft, verhuurd3. De pacht van
het land met ingang van Kerstmis 1790, die van het huis per 1
mei 1791. Voor de twee eerste jaren was de pachtsom 550,-
per jaar, voor de twee laatste 600,- 'sjaars, ineens ieder jaar
precies voor het einde van december te betalen. Een der voor
waarden in de overeenkomst luidde: „de mist op de wooning
vallende zal aldaar moeten blijven en over het land moeten wor
den gebragt en dus op geenerhande wijze door den huurder
mogen worden verkogt of afgeleeverd op een boete van één hon
derd zilvere ducatons ten behoeven van de Armen van Bloemen-
daal voor ieder partij mist in voegen voorschr. verkogt of afge-
leeverd-te verbeuren". Kops hield aan zich de visserij in de
vaarten. Eveneens het recht om zonder enige vergoeding twee
paarden in de bij de woning behorende landen te laten weiden,
terwijl de huurder verplicht was de paarden behoorlijk van gras
te voorzien, zolang de seizoenen zulks zouden toelaten.
Na het overlijden van Simon van Schooten in 1818 verpacht de
weduwe Cornelia Kops-de Wolff de boerderij Veen en Duin aan
zijn weduwe, Lijsje van Velsen. Zij moet dan 800,— pachtsom
per jaar betalen. Wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vrij
wel gelijkluidend aan die genoemd in de vorige huurovereen
komst. Ook mevrouw Kops houdt aan zich het recht van visserij
in de vaarten. In die tijd schijnt daarin veel vis gezeten te heb
ben, zoals paling, snoek en zeelt. Daarom bepaalt mevrouw Kops
dat de huurster, zoveel als in haar vermogen is, moet beletten
dat anderen zonder haar toestemming in de vaarten vissen.
De weduwe Van Schooten-van Velsen zal in het bedrijf zijn bij
gestaan door haar zoon Cornelis, die in 1797 in Bloemendaal
was geboren. Toen zij in 1836 overleed, werd de pacht door
mevrouw Cornelia Willink-Kops, toen eigenares van Wildhoef,
dan ook met de zoon Cornelis aangegaan tegen 700,- 's jaars.
Behalve het nog altijd van kracht zijnde boetebeding bij onge
oorloofde verkoop van mest, mocht de pachter zonder toestem
ming van mevrouw Willink „de opgaande bomen, die in het