80
Zuid geen school was, op weg naar Bloemendaal (waar zij de
school aan de De Genestetweg van de heer IJzerman bezocht)
elke dag langs het land van Kramer liep waar toen nog majes
tueus twee populieren stonden. Zeer oneerbiedig werden deze
door de schoolkinderen 'de bomen van Keetje' genoemd naar de
eigenares van Wildhoef mej. C. van Wickevoort Crommelin, die
in de wandeling 'Keetje Crommelin' heette. Zij herinnerde zich
nog goed hoe uit de gespleten holle stam van de door de bliksem
getroffen boom een vlierboom groeide. Tot zover mevrouw
Storm-Wenckebach. Inderdaad toont de oude populier, die toen
de enig overgeblevene was, op een foto van omstreeks 1910-1914
een rijke bladerenkroon. In de dertiger jaren moest helaas de
oude reus gerooid worden, omdat hij aan de onderzijde geheel
vergaan was.
De Kom van Walter. De Bloemendaalse beek en waterval
We lazen in de oude pachtcontracten steeds o.a. de bepaling dat
de eigenaren van Wildhoef het visrecht in de vaarten voor zich
zelf behielden en dat de pachters van de boerderij erop moesten
toezien dat geen onbevoegden er visten. Met de vaarten werden
bedoeld de zogenaamde 'Kom van Walter' met aansluitende
vaarten, gelegen tussen en om de boerderij en de kleine huisjes.
De waterpartij, die de scheiding tussen boerderij en huisjes vormt,
kreeg de naam 'Kom van Walter', al zeker een eeuw geleden,
toen in een der huisjes, het noordelijkste en dus het dichtst bij de
boerderij gelegen, het gezin van Johannes (Jan) Walter woonde.
Walter was in dienst van Wildhoef, maar hielp ook zijn buurman
Kramer wel op de boerderij. In 1913 vierden Johannes Walter en
zijn vrouw Sophia Elisabeth de Graaf temidden van kinderen en
kleinkinderen en vele genodigden er hun gouden bruiloft. Voor
het feest was een grote tent van zeildoek op het land tussen het
huisje en de boerderij gezet. In hetzelfde huisje kwam later de
zoon Evert te wonen. Geen wonder dat de waterpartij in de
volksmond de 'Kom van Walter' is gaan heten. Bekende mede
bewoners van de huisjes waren Huizinga, werkzaam bij de post
en Mus, die ook tuinman op Wildhoef was.
Vanuit de kleine huisjes had men toen nog het gezicht op een