97
Haarlem en zijn Openbaar Vervoer
Van trekschuit tot spoorwegvervoer
„Wie verre reizen doet kan veel verhalen" is een zegswijze die
waarschijnlijk al eeuwen bestaat. De lust tot reizen zat en zit
menig Nederlander in het bloed.
Reizen wilde eertijds voornamelijk zeggen zich met schepen
voortbewegen over zeeën en rivieren of kanalen. Het reizen over
land was wegens de daaraan verbonden gevaren slechts voorbe
houden aan kooplieden en marskramers, die aldus trachtten hun
brood te verdienen.
In de 16de eeuw komt hierin, zij het schoorvoetend, enige ver
andering. Sommige ondernemende lieden gingen er hun beroep
van maken reizigers te vervoeren te water, zowel als over de
weg. Beurt- en schuitenveren - hoe kon het anders in het water
rijke Holland - werden ingevoerd, maar daarnaast ontstonden
wagenveren voor het vervoer over land. Hierbij moet men be
denken dat het woord „veer" in die dagen meer de betekenis
„verbinding" in het algemeen had, zonder de engere betekenis
die wij er tegenwoordig aan geven.
Een van de eerste wagenveren in Holland, in feite de voorloper
van de diligence, werd in het prille begin van de 16de eeuw in
gericht tussen Amsterdam en Haarlem. Verwekt het verwondering
dat de eerste spoorweg in 1839 en een van de eerste interlokale
elektrische tramwegen - in 1904 - in Nederland ontstonden juist
tussen Haarlem en Amsterdam? Openbaar vervoer in de huidige
betekenis van het woord had een aanvang genomen.
Was er in het begin nog sprake van vrije concurrentie, het zou
niet lang duren of het vervoer werd aan banden gelegd. De on
dernemers-voerlieden voerden een strijd op leven en dood bij
het werven van klanten; de reizigers werden hiervan de dupe.
In Amsterdam verscheen in 1608 een ordonnantie, waarbij be
paald werd dat iedere vervoerder, alvorens het traject Amster
dam-Haarlem te berijden, zijn naam moest opgeven ter secretarie.
Er werden vervoersvoorwaarden vastgesteld, waarin ook de ta
rieven werden opgenomen.