100
troon ten gunste van zijn zoon, onder voogdijschap van koningin
Hortense.
Vincent Loosjes zal met zijn beschrijving van het vertrek van de
koning, die zijn onderdanen niet onsympathiek was, menige ge
voelige lezer een traan hebben ontlokt: „Gelijk een vluchteling
verlaat Louis Napoleon, de Koning van Holland, in den stormach-
tigen nacht van 2 op 3 juli, te één ure, na een teeder afscheid van
zijn kinderen te hebben genomen, het Paviljoen, en richt door
Bloys van Treslong en een bediende vergezeld, zijn schreden naar
't zijpoortje, waarbij de reiskoets staat te wachten. Hij struikelt
echter over een plank, welke de beide zijden van een greppel
verbindt en wordt door zijne begeleiders het rijtuig ingedra
gen Zijn trouwe hond „Thiel", vertelt Loosjes nog, een zwer
ver, door de koning liefderijk opgenomen in de stad Tiel, sprong
op het laatste moment in de wegrijdende koets.
Koning Lodewijk Napoleon leidde, in tegenstelling tot Henry
Hope, op „Welgelegen" een teruggetrokken leven. Op zijn wande
lingen door de Haarlemmerhout sneed hij in een boom veelzeggen
de woorden, die Vincent Loosjes „bijkans vergroeid" maar toch nog
leesbaar terugvond: „Respectez ma Solitude".
Bij decreet van 10 oktober 1810 verklaarde keizer Napoleon on
der andere dat „Le Pavilion de Haarlem" deel zou worden van de
bezittingen van de Franse kroon in het voormalige Koninkrijk
Holland. Het paviljoen bleef onbewoond, maar stond wel ter be
schikking voor de Franse keizer. Deze vereerde het huis slechts
éénmaal met zijn bezoek: op 17 oktober 1810 gebruikte hij hier,
op doorreis door Holland, samen met keizerin Marie-Louise het
ontbijt.
Ziesenis, die als „Architecte des Batiments de la Couronne en
Hollande", met het onderhoud van het Paviljoen was belast,
maakte in 1810 een rapport over het huis dat er niet om liegt. In
dit rapport, waarvan een copie in de Archives Nationales in Parijs
wordt bewaard, doet hij uitgebreid de bouwkundige feilen van het
Paviljoen uit de doeken. Het komt er op neer dat het huis zo lek is
als een mandje. De vorige eigenaar, schrijft Ziesenis, en hij doelt
daarmee waarschijnlijk op Henry Hope, was hiervan niet op de
hoogte, omdat mankementen werden weggewerkt bij jaarlijkse on-