105 ge bestemming zoude kunnen gegeven worden, dan tot nu toe het e geval was, en bij het bestaande gebrek aan ruimte in de tegen woordige localen, heeft Zijne Majesteit het doelmatig geoordeeld, ti gezegd gebouw, tot een Rijks Museum te bestemmen". Op deze beslissing van koning Willem I in 1828 volgt een interessante en ;t amusante briefwisseling van C. Hodges, kunstschilder, en C. tt Apostool, directeur van het Rijks Museum te Amsterdam, met de n administrateur van Onderwijs, Kunsten, en Wetenschappen, die tt berust in het Algemeen Rijksarchief. Inmiddels is de funktie van het toekomstige museum wat duidelijker omschreven; het zal die- i, nen „ter plaatsing van een duurzame tentoonstelling van schilder werken en beeldhouwwerken van levende meesters". Hodges en s Apostool juichen de stichting van een dergelijk museum toe: de u kunst zal zo uit haar „verval" worden opgeheven, menen zij. e De vraag hen door de betrokken functionaris gesteld, was echter ?s ook of het Paviljoen geschikt zou zijn als tentoonstellingsruimte, n De kunstschilder Hodges vindt van wel, mits men een aantal dolle e plannen uitvoert: „Het plan tot het Pavillion, zoo als Uw Hoog k Edel Gestrenge wel zal weten, is door een Italiaansch Bouwmees- i- ter ontworpen en daargesteld, en het heeft mij altoos toegeschenen e een fraaye en smaakvolle gebouw te zijn. Evenwel er bestaat iets d in deselve, dat naar mijn gevoel niet in verband is met de grond n waarop het geplaatst is, en dewelke een misstand te wege brengt". Hodges wil het gebouw ontdoen van de opritten aan de facade: i- om kosten te besparen aan het onderhoud kan wat hem betreft -t ook een gedeelte van de vleugel langs de Dreef worden afgebro- ï- ken. Belangrijk evenwel is, dat Hodges het feit, dat het Paviljoen door een Italiaanse bouwmeester is ontworpen, als bekend veron- ig derstelt: een vingerwijzing in de richting van Triquetti? ir Wat Hodges' onzalige plannen met het Paviljoen betreft: C. Apos- ï- tooi stak daar, samen met de koninklijke architect F. Suys, een c- stokje voor. „Men kan ligtelijk aan het Gouvernement aanraden, 1- om een gedeelte van een fraai gebouw af te breken en als dan t- behoeft het geen bewijs dat het afgebroken gedeelte geene repara- i- tiën zal behoeven maar wanneer een dergelijk gebouw hier s- door ontluisterd wordt, het caracteristieke van zijn bouworde i- wordt weggenomen, het regelmatige van een ander gedeelte geheel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 107