106 bedorven, als dan zoude men beter en eerlijker handelen met aanteraden om het geheel te slechten- Apostool houdt in deze brief van 16 maart 1829 aan de Administrateur van Onderwijs, Kunsten, en Wetenschappen, een ware lofzang op het Paviljoen, dat volgens hem, om onze verwarring te vergroten, door een „kundig Architect" is ontworpen. Hij noemt het een „monument van warelijk goede en prachtige architecture". Apostool en Suys vinden het gebouw uitermate geschikt om te dienen als museum, maar ze hebben één brandende wens: „dat men van de twee zijza len de hooge en wanstaltige lantaarns afnemende, het licht regt- streeks van boven zoude doen komen Zij willen daartoe ven sters in het dak van de middenzaal aanbrengen. Na al dit heen en weer geschrijf kreeg het Paviljoen bij Koninklijk Besluit van 30 oktober 1829 tenslotte zijn nieuwe bestemming als museum. De Belgische opstand van 1830 en de ongewisse politieke toe stand in het Koninkrijk der Nederlanden verhinderden echter, dat de plannen op korte termijn doorgang vonden. Pas op 10 augustus 1838 werd het „Museum van levende Neder- landsche Meesters" officieel geopend. De kunstwerken, 300 schil derijen en 4 beeldhouwwerken, waren tentoongesteld in de drie zalen en de voormalige muziekzaal op de bel-étage. De zijvleugel van het Paviljoen was vanaf 1842 verhuurd aan koning Willem II. Het gebouw was duur in onderhoud, en in 1865, toen het Pavil joen weer aan de nodige herstellingswerkzaamheden toe was, schreef de minister van Financiën aan zijn collega van Binnen landse Zaken, onder wiens beheer het Paviljoen stond, dat hij een aanvraag heeft ontvangen „Eener vereeniging, die dat gebouw in eigendom zou willen bekomen om het tot een hotel in te richten' De minister ziet dat als een mooie gelegenheid voor de Staat om het Paviljoen van de hand te doen. Zijn collega van Binnenlandse zaken, Thorbecke nota bene, heeft er wel oren naar; „Het Pavil joen heb ik steeds als een lastpost beschouwd. Het is weinig hecht, vordert gedurig herstellingen. Ook afgescheiden van het tegen woordig verzoek is er om voorgeschreven reden meermalen over gedacht zich van het Paviljoen te ontdoen". Maar het gaat Thor becke toch te ver om van het gebouw een hotel te maken; hij stelt voor een betere kans af te wachten. Die kans bleef echter uit, en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 108