125
een schuilkerkje, geleid door wereldpriesters en toegewijd aan St.
Bavo. De eerste pastoor schonk zijn eigen perceel en erf om die
tot schuilkerk in te richten, later Antoniestraat 51Er was daar
een bloeiend godsdienstig leven maar de gelovigen hadden wel
een armzalig onderkomen in hun kerkje.
Door een griezelig gangetje kwamen de kerkgangers bij een gam
mele deur met een houten klink die toegang gaf tot een open
ruimte waar enkele zielige woninkjes stonden. Daar was hun
kerkje dat zij niettemin zo'n tweehonderd jaar in stand gehouden
hebben. Het doodvonnis van deze St. Bavo was getekend toen Ten
Hulscher, aartspriester van Holland en Zeeland, een verslag
schreef in 1807 over de toestand van de Haarlemse schuilkerken.
Voor de meeste had hij geen goed woord over.
Het Bavo-kerkje kwam er bij hem wel het beroerdst af. Hij noem
de het „een bekrompen en vogtig kerkgebouw met priesterwoning
van hetzelfde allooi". In 1816 viel het besluit tot liquidatie van
het kerkje maar de beminde gelovigen rebelleerden en dreigden
zelfs met een gerechtelijke aanklacht tegen de aartspriester. Een
jaar later stierf het kerkje toch een geruisloze dood. Het grote
altaarschilderij, daterend uit 1650 en voorstellend een aalmoezen
uitdelende Sint Bavo, vond later een veilig onderdak in het bis
schoppelijk museum. De kerkgangers hadden niet veel moeite
meer letterlijk over te stappen naar de Dominicus aan de over
kant.
Het derde kerkje, toegewijd aan St. Thomas van Aquino en ook
gesticht door paters Dominicanen, stond op de hoek van de
Spaarnwouderstraat en het Ossenhoofdsteegje, dat niet meer dan
een glibberig pad was dat naar de schuilkerk leidde. Ook daar
bood een vroegere bierbrouwerij de heimelijke kerkgangers on
derdak. Vanaf omstreeks 1624 tot 1856 is daar ter plaatse ge
kerkt. De Thomas was een typische zolderkerk die in de volks
mond ook wel „de weeshuiskerk" genoemd werd omdat vanaf de
balustrade iedere zondag de weeskinderen van het Sint-Jacobs
Godshuis uit de Hagestraat de dienst volgden. In 1856 werd deze
kerk een bijkerk van de Dominicus.
Terug naar het Spaarne: de Dominicus hield wel stand maar even-