126
als in de Thomas moesten de paters Dominicanen het veld ruimen
omdat de stadsmagistraten geen prijs bleken te stellen op de aan
wezigheid van ordegeestelijken (monniken): de beide kerkjes gin
gen over naar de wereldpriesters. Het zij overigens gezegd dat de
stedelijke overheid zich later steeds toleranter opstelde tegenover
het rooms-katholieke kerkgenootschap. De roomsen hoefden niet
zo heimelijk meer ter kerke te gaan.
Wellicht daardoor konden de katholieken van de St. Dominicus
hun kerkje laten slopen om daarvoor in de plaats een nieuwe kerk
te bouwen die ook naar buiten aan hun idealen voldeed. De nieu
we Dominicus werd met veel praal en pracht in 1790 in gebruik
genomen. De naam van De Drie Klaveren bleef behouden en Ten
Hulscher moest in zijn verslag van 1807 getuigen, dat de Domini
cus van alle Haarlemse katholieke kerkjes „buyten twijfel de
fraayste" was.
Het kerkelijk leven aan het Spaarne ontwikkelde zich voorspoedig
zodat tegen het eind van de negentiende eeuw ook die fraaie kerk
te klein bleek. Door de sluiting van de Bavo en de Thomas was
het aantal kerkgangers aanmerkelijk groter geworden. De verdere
uitbloei van de roomse gemeenschap aan de oostzijde van het
Spaarne dwong pastoor Frankemölle tot de bouw van een nieuwe
kerk. Het complex van de tweede Dominicus sneuvelde onder
slopershanden. Architect Margry, een leerling van de toenmalige
kerkebouwer-bij-uitstek Cuypers, ontwierp een nieuw, illuster
kerkgebouw: een driehoekige neogothische kruisbasiliek met een
vijfzijdig gesloten koor.
Die kerk in 1885 ingewijd werd onder patronage gesteld
van „Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans en de
H. Dominicus" en ze heeft kunnen functioneren tot in de zomer
van 1975. Een dominante kerk, op historische grond langs het
Spaarne. Een typische stadsparochie, die ten laatste het Burgwal
kwartier een deel van het stadscentrum, het Rozenprieel, de
Kamp, de omgeving van de Kleine Houtweg en de Slachthuis-
buurt omvatte. Nog niet zo heel lang geleden hoorde daartoe ook
Schalkwijk, een nog agrarische gemeenschap van waaruit de boe
ren in hun sjeezen ter kerke trokken. Niet zonder weemoed en