135 gebied). In de resultaten van deze telling werd ook de religie vermeld18). De uitkomst was als volgt: aantal percentage gereformeerd 12109 57,9 luthers 1032 4,9 doopsgezind 965 (ca. 1140*) 4,6 (ca. 5,5*) remonstrants 67 0,3 rooms-katholiek 6239 29,8 joden 114 0,6 zonder godsdienst 401 (ca. 225) 1,9 (ca. 1,0) totaal 20927 100 g Deze telling lijkt tamelijk betrouwbaar: het totaal-aantal inwoners e wijkt nauwelijks af van de uitkomst van de volkstelling van 1795 f. (21.227),19) die door J.C. Ramaer „over het algemeen zeer ver- n trouwbaar" wordt geacht20). n Bovenstaande tabel leert ons dat het aantal dissenters onder de e Haarlemse bevolking groot was: ruim 40%. Twee gezindten, de katholieken en de doopsgezinden, verdienen meer aandacht, in jl verband met hun rol in de door mij bestudeerde periode. n De katholieken waren de grootste religieuze minderheid. In de d Republiek der Verenigde Nederlanden golden zij als tweede el rangsburgers, wier doen en laten nog steeds wantrouwig werd bekeken door de gereformeerde overheid. Voor de uitoefening van hun godsdienst moesten zij de plaatselijke autoriteiten zoge- ir naamde recognitiegelden betalen21). Daarnaast waren zij overal 14 uitgesloten van de regering en overheidsdienst en veelal werden ig zij niet toegelaten tot de gilden. Economisch en intellectueel was ;n het katholieke volksdeel sterk achtergebleven (dit in tegenstelling tot bijv. de doopsgezinden). De enige intellectuelen die men onder ig Het percentage „ongodsdienstige kinderen" is veel hoger dan dat van de volwassenen (4% tegen 1%). Ik vermoed dat sommige tellers ongedoopte kinderen uit doopsgezinde gezinnen in deze categorie hebben onderge- in bracht. Daarom heb ik het percentage ongodsdienstige kinderen terugge- jk bracht tot 1 en het verschil, ca. 75 personen, opgeteld bij de doopsgezinden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1975 | | pagina 137