136
hen aantreft zijn priesters en artsen. In de steden behoorden de
katholieken tot de kleine neringdoenden en ambachtslieden22).
Hun positie in Haarlem was iets gunstiger dan elders. De oorzaak
daarvan is misschien te zoeken in het grotere aantal katholieken
dan in andere steden in Holland, maar kan ook verband houden
met een grotere verdraagzaamheid van de Haarlemse stadsrege
ring. In elk geval werden er in Haarlem geen recognitiegelden
geheven en hadden katholieken toegang tot de gilden23).
Maar ook hier genoten zij geen volledige burgerrechten. Zij wer
den geweerd uit het bestuur en zij waren bijvoorbeeld, net als
andere dissenters, uitgesloten van het onderwijzerschap24).
Het is niet te verwonderen dat het merendeel van de Nederlandse
katholieke burgerij in de jaren '80 aan de kant van de patriotten
stond. De „zugt voor meerder vrijheid in hunnen godsdienst"25)
zal bij de meesten wel de belangrijkste drijfveer zijn geweest,
vooral bij patriotse priesters als de Haarlemse pastoor Joan Staf
ford26). We treffen katholieken aan in patriotse organisaties als
vrijcorpsen en burgersociëteiten, en in 1786 en '87 als burgerge-
committeerden27)
Vrij veel katholieken waren lid van het Haarlemse vrijcorps „Pro
Aris et Focis" (Voor Godsdienst en Gezin)28). Een belangrijke rol
speelden zij hier echter niet in de patriottentijd: noch bij de com
missarissen van de Burgersociëteit',-noch bij de in 1787 gekozen
burgergecommitteerden29) waren katholieken, voor zover ik kon
nagaan. Het lage ontwikkelingspeil van deze bevolkingsgroep was
hier ongetwijfeld de hoofdoorzaak van.
Dat de patriotten tot concessies aan de katholieken genegen waren
blijkt uit verscheidene maatregelen van de Staten van Holland. In
1785 werd de impost op brood, bier, turf en spek voor katholieke
godshuizen afgeschaft, een initiatief van het patriotse Haarlem.
Daarna moesten ook de admissie-, bienvenue- en recognitiegelden
er aan geloven30).
Heel anders was het met de veel kleinere groep van doopsgezin
den (5,5% van de bevolking). Al hadden zij evenmin volledige
burgerrechten, toch behoorden velen van hen tot een economische
en intellectuele elite. Onder hen kan men veel vooraanstaande
patriotten vinden, zoals Adriaan Loosjes Pz. (1761-1818). Het