148
een rekest van oranjegezinden van februari 1788 slechts ruim 200
tekenaars trok21).
Ook dan zou het mogelijk zijn dat de oranjeklanten zich vooral
onder het „grauw", dat veelal ongeletterd was en dus geen rekes
ten kon ondertekenen, bevond. Voor andere plaatsen is dit wel
aangetoond, alhoewel prinsgezind dan veeleer „met geld en drank
door de prinsgezinden omkoopbaar" inhoudt. In Haarlem kwam
het echter in de patriottentijd geen enkele keer tot zulke plunde
ringen als bijvoorbeeld in Hoorn op 11 en 14 maart 1787. Zulke
rellen werden georganiseerd door de nieuwe Oranje-partij, die
begin dat jaar met Engelse steun van de grond kwam22). Tussen 1
januari en 4 oktober (de dag van de intocht van de Pruisen in de
stad) werden in Haarlem slechts drie arrestaties verricht van per
sonen die men oranjegezind kan noemen. Twee arrestanten had
den „hoezee Oranje" e.d. geroepen, en één, de 29-jarige metselaar
Abraham Jongbloed, had een oranje lint op zijn hoed gedragen.
Deze laatste antwoordde in een verhoor ontkennend op de vraag
of het zijn bedoeling was geweest „om waare het mogelijk aan
hang te krijgen en de stad in beweging te brengen"23). Ook in de
verhoren van de andere twee, een soldaat van het Haagse garni
zoen, de 19-jarige Wouter Caspers, met verlof in zijn geboorte
plaats, en een matroos van de VÖC, Johannes Hisse, blijkt ner
gens dat er sprake was van een georganiseerde Oranje-actie24).
Mijn conclusie luidt dan ook dat het „lagere volk" in Haarlem
met instemming, of althans onverschilligheid tegenover de patriot
ten stond.
Volksinvloed
Dat de kloof tussen regenten en burgerlijke patriotten niet zo
groot was, blijkt uit het zogenaamde „Haarlemse voorstel" in de
Staten van Holland van 30 januari 1787. Hiermee werd de meest
revolutionaire fase van het patriottisme in Haarlem ingeluid (In
deze periode valt ook de hervorming van de schutterij).
Het voorstel beoogde de benoeming van een commissie om te
onderzoeken „op hoedanige wijze, ingevolge de Constitutie en
's Lands waare belangen, eenige generaale maximes omtrent den
invloed, welke uit hoofde der Regeeringsform bij repraesentatie